ECLI:NL:RBMNE:2025:1223

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
UTR 23/4903
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en verzoek om immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in de gemeente Wijdemeren. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 1.567.000,- per waardepeildatum 1 januari 2022. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij de rechtbank de goede procesorde in acht nam. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiser onvoldoende concrete gronden had aangevoerd en dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de taxatiematrix van de heffingsambtenaar als voldoende onderbouwing geaccepteerd. Daarnaast heeft eiser verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de procedure niet onredelijk lang had geduurd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , gemeente Wijdemeren, eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: B.A. Schras).

Inleiding

1.1
In de beschikking van 28 februari 2023 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van het object [adres 1] in [plaats] , gemeente [gemeente] (de woning) voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 1.567.000,- naar waardepeildatum 1 januari 2022.
1.2
De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.3
In de uitspraak op bezwaar van 12 september 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Hierbij is de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.
1.4
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met een matrix overlegd.
1.5
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 24 februari 2025. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

Procedeergedrag
2. Bij de beoordeling van dit beroep bewaakt de rechtbank de goede procesorde en neemt daarbij het volgende in aanmerking. De door de gemachtigde van eiser opgestelde beroepschriften, de latere brieven en ‘pinpointbrieven’ staan vol met algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende en inconsistente, fragmentarische en niet of nauwelijks onderbouwde op de onroerende zaak betrekking hebbende stellingen. Daar kan de rechtbank niets mee. De rechtbank snapt dan ook dat de heffingsambtenaar in bezwaar en beroep niets kan met dergelijke geschriften. Zeker niet als er geen toelichting wordt gegeven in het kader van een hoorzitting. De goede procesorde verzet zich vervolgens tegen het betrekken van standpunten in beroep, als de rechtbank of de heffingsambtenaar zich daarop, door het late moment waarop ze zijn ingenomen (op zitting), onvoldoende heeft kunnen voorbereiden. In dit geval heeft de heffingsambtenaar in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat eiser niet motiveert waarom de waarde te hoog of te laag is vastgesteld en dat het geheel aan het procedeergedrag van eiser te wijten is dat de schriftelijke hoorzitting niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank begrijpt hieruit dat de heffingsambtenaar vindt dat de wijze van procederen van eiser, te weten door pas op de zitting concrete bezwaren aan te voeren, in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank is het daarmee eens. Daarom laat de rechtbank de op de zitting aangevoerde beroepsgronden buiten beschouwing.
2.1
Dat betekent dat de gemachtigde van eiser, zowel in het beroepschrift, de latere brieven, de pinpointbrieven, als op de zitting geen concrete gronden heeft aangevoerd die mee kunnen worden genomen bij de beoordeling van het geschil.
Beoordelingskader woningen
3. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald. De waarde wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
4. Op de heffingsambtenaar rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning op de waardepeildatum (1 januari 2022) niet te hoog is vastgesteld.
Het geschil
5. De woning is een vrijstaande woning met bouwjaar 2011. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 367 m².
6. In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum
1 januari 2023. Eiser bepleit een lagere waarde
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 1.567.000,-.
7. Om de waarde van de woning te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning wordt vergeleken met zes verkopen in de gemeente [gemeente] , te weten:
- [adres 2] , verkocht op 1 maart 2021 voor € 995.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 3 mei 2022 voor € 850.000,-;
- [adres 4] , verkocht op 11 november 2021 voor € 575.500,-;
- [adres 5] , verkocht op 14 oktober 2021 voor € 3.000.000,-;
- [adres 6] , verkocht op 21 februari 2022 voor € 1.885.000,-;
- [adres 7] , verkocht op 6 januari 2023 voor € 1.695.000,-.
Beoordeling van het geschil
8. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen vrijstaande woningen zijn die in de gemeente [gemeente] zijn gelegen en niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning met betrekking tot het bouwjaar, de gebruiksoppervlakte, en de KOUDVL-factoren. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
Het verzoek om immateriële schadevergoeding
9. De gemachtigde van eiseres heeft namens haar verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend als een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop de heffingsambtenaar het bezwaarschrift ontvangt.
10. Het bezwaarschrift is ontvangen op 29 maart 2023. Dat betekent dat er niet meer dan twee jaar is verstreken en dat de redelijke termijn niet is overschreden. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond omdat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Bij deze uitkomst is er geen ruimte voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.