ECLI:NL:RBMNE:2025:1183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
UTR 23/6334
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, eigenaar van een woning in [plaats 2], had bezwaar aangetekend tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], waarin de waarde van zijn onroerende zaak voor het belastingjaar 2023 was vastgesteld op € 1.945.000,-. De beschikking was gedateerd op 31 januari 2023 en de termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 14 maart 2023. Eiser diende zijn bezwaar echter pas op 13 oktober 2023 in, wat te laat was. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, waarop eiser beroep instelde.

Tijdens de digitale zitting op 11 februari 2025 gaf eiser aan geen geldige reden te hebben voor de te late indiening van zijn bezwaar. De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift strikt is en dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6334

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2025 de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: M.C.M. van Roon).

Procesverloop

1.1
In de beschikking van 31 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [plaats 2] (de woning) voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 1.945.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2022. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van deze woning ook een aanslag onroerendzaakbelasting en rioolheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.2
Eiser is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van
7 december 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het bezwaar te laat heeft ingediend.
1.3
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 11 februari 2025. Eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop de beschikking op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Als het niet op tijd indienen van het bezwaar een geldige reden heeft, laat de heffingsambtenaar niet-ontvankelijkverklaring achterwege. [4]
3. De beschikking waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt heeft als dagtekening
31 januari 2023. Dit houdt in dat de beschikking op die dag is verzonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 14 maart 2023. Het bezwaarschrift is op
13 oktober 2023 door de heffingsambtenaar ontvangen. Dit is te laat.
4. De heffingsambtenaar heeft eiser gevraagd naar de reden van de te late indiening. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
5. Op de zitting heeft eiser aangegeven dat hij geen geldige reden heeft voor de te late indiening van zijn bezwaar. Hij was naar eigen zeggen “gewoon te laat”.
6. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

7. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 6:11, van de Awb.