8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van iets meer dan één kilo cocaïne. Hij is met een huurauto naar een afgesproken locatie gereden, heeft daar een pakket met cocaïne opgehaald en moest dit pakket op een andere locatie afleveren. Verdachte zou hier naar eigen zeggen € 300,- voor ontvangen. Snel geld verdienen was voor verdachte kennelijk de drijfveer om dit strafbare feit te plegen. De handel in en het gebruik van cocaïne brengt een bedreiging voor de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving mee. Het gebruik van cocaïne kan bijzonder schadelijk zijn voor de lichamelijke en psychische gezondheid. De georganiseerde handel in cocaïne gaat bovendien gepaard met diverse andere vormen van ernstige criminaliteit die een ontwrichtende werking op de samenleving hebben.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden het strafblad van verdachte van 22 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland, opgesteld door C. Huijbregtse, reclasseringswerker. De reclassering schat het risico op recidive als hoog in en ziet risicoverhogende factoren op meerdere leefgebieden, zoals het ontbreken van een positieve dagbesteding, schuldenproblematiek en een (vermoedelijk) negatief sociaal netwerk. Het baart de reclassering zorgen dat verdachte geen duidelijkheid geeft over zijn werk, opleiding, inkomsten en sociale contacten. Vanwege het vage beeld, de houding van verdachte en de zorgelijke signalen over hem, acht de reclassering strakke kaders nodig om te voorkomen dat verdachte (verder) afglijdt in de criminaliteit.
De reclassering adviseert de rechtbank om het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat het gedrag van verdachte past bij zijn kalenderleeftijd en er geen aanwijzingen zijn dat hij begeleiding nodig heeft die enkel binnen de kaders van het jeugdstrafrecht kan worden geboden.
De reclassering adviseert een fors voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daaraan een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten
(I) een meldplicht bij de reclassering,
(II) een locatiegebod met elektronische monitoring,
(III) meewerken aan het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur, en (IV) meewerken aan schuldhulpverlening.
Omdat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, adviseert de reclassering tot slot om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafsoort en de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Net als de reclassering ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte zal dan ook volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het vervoer van een kilo cocaïne uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier tot zes maanden. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte tot aan de inhoudelijke behandeling steeds belastende verklaringen over zijn medeverdachte heeft afgelegd. Zijn belastende verklaringen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de beslissingen die zijn genomen over de voorlopige hechtenis van de medeverdachte, die 46 dagen heeft vastgezeten. De rechtbank vindt dit bijzonder kwalijk.
In strafverlagende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte nog maar 21 jaar oud is en dat hij niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen positieve bijdrage zal leveren aan de verdere ontwikkeling van verdachte en het terugdringen van het recidiverisico. In het advies van de reclassering wordt benadrukt dat er strakke kaders en controle nodig zijn om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw met criminele activiteiten inlaat.
Gelet op het vorengaande zal de rechtbank voor het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf volstaan met het aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De op te leggen gevangenisstraf zal daarnaast een voorwaardelijk deel behelzen, met als doel verdachte te motiveren zich in de toekomst niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Een proeftijd van drie jaren wordt daarbij passend gevonden.
Aan verdachte zal ook een taakstraf worden opgelegd, omdat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte toewerkt naar en begeleid wordt bij het verkrijgen van een zinvolle, gestructureerde dagbesteding.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 100 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van het locatiegebod met elektronische monitoring. Een dergelijke interventie is (zeker voor een periode van drie jaar) bijzonder ingrijpend en staat niet in verhouding tot de ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte een first offender is. Bovendien verwacht de rechtbank dat de andere bijzondere voorwaarden in combinatie met de taakstraf een voldoende recidivebeperkend effect zullen hebben.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat dit gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht enkel mogelijk is bij een veroordeling wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.