ECLI:NL:RBMNE:2025:1181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
16-366965-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak na onvoldoende bewijs van wetenschap van aanwezigheid

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van iets meer dan één kilo cocaïne. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging. Tijdens de zitting verklaarde de medeverdachte dat hij 300 euro had gekregen om een pakket met cocaïne te vervoeren. De verdachte stapte in de auto van de medeverdachte zonder te weten dat er een pakket met cocaïne aanwezig was. Pas toen de politie een stopteken gaf, werd de verdachte op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van het pakket. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts kort en onverwacht over het pakket beschikte, waardoor er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de cocaïne. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor het medeplegen van het vervoeren of voorhanden hebben van de cocaïne, en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/366965-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Mirshahi en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. E. Stam, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 17 november 2024 in Soesterberg, samen met een ander of alleen, 1001,3 gram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, gelet op de getuigenverklaring die medeverdachte [medeverdachte] op de zitting van 28 februari 2025 heeft afgelegd. Deze verklaring bevestigt wat verdachte van meet af aan heeft gezegd, namelijk dat verdachte het pakket wel uit het raam heeft gegooid, maar niet wist wat erin zat. De officier van justitie gelooft niet dat verdachte op voorhand wist van de aanwezigheid van het pakket met cocaïne in de auto. Toen hij het pakket uit het raam gooide wel, maar dat was omdat het onverhoeds in zijn schoot werd geworpen. Verdachte heeft het maar heel kort in zijn handen gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Verdachte wist niet dat er verdovende middelen in de auto lagen. Uit de getuigenverklaring van de medeverdachte op de terechtzitting, die overeenkomt met de verklaringen van verdachte, blijkt dat verdachte onverhoeds en ongewild een pakket in zijn handen gedrukt kreeg en dit pakket direct uit het raam heeft gegooid. Onder dergelijke omstandigheden kan niet van beschikkingsmacht in de zin van de Opiumwet worden gesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting en het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte op 17 november 2024 als bijrijder in een door de medeverdachte bestuurde huurauto zat. Nadat de auto een stopteken van de politie had gekregen, zag een agent dat er vanaf de bijrijdersstoel een pakket uit de auto werd gegooid. De politie vond het pakket terug op de vluchtstrook en uit onderzoek is gebleken dat het pakket iets meer dan één kilo cocaïne bevatte. Vanaf het moment van hun aanhouding hebben verdachte en de medeverdachte belastende verklaringen over elkaar afgelegd. Beide verdachten verklaarden niet te hebben geweten dat er een pakket met cocaïne in de auto lag, totdat de ander het pakket plotseling tevoorschijn haalde.
Op de terechtzitting heeft de medeverdachte echter een andere, voor verdachte ontlastende, getuigenverklaring afgelegd. De medeverdachte heeft verklaard dat iemand hem € 300,- had geboden om met een huurauto een pakket met cocaïne op te halen in Apeldoorn en af te leveren in Utrecht. Verdachte is bij de medeverdachte in de auto gestapt zonder dat hij hiervan op de hoogte was. Op enig moment heeft de medeverdachte de auto geparkeerd, waarna een onbekend gebleven persoon op de achterbank van de auto heeft plaatsgenomen en het pakket met cocaïne onder een stoel heeft gelegd. Nadat deze persoon weer uit de auto was gestapt, is de medeverdachte samen met verdachte richting Utrecht gereden. Pas toen de auto een stopteken van de politie had gekregen, heeft de medeverdachte aan verdachte verteld dat er een pakket met cocaïne in de auto lag. Verdachte schrok hiervan en heeft het pakket met cocaïne op verzoek van de medeverdachte uit het raam gegooid.
De verklaring van de medeverdachte komt overeen met de verklaringen die verdachte steeds heeft afgelegd. Hoewel het opmerkelijk te noemen is dat verdachte niet heeft gemerkt dat de onbekend gebleven persoon iets achterliet in de auto dan wel daar geen vragen over heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte voorafgaande wetenschap had van de aanwezigheid van (het pakket met) de cocaïne in de auto.
Wel kan worden vastgesteld dat verdachte hiervan wist toen hij het pakket, tijdens de politieachtervolging, in zijn schoot geworpen kreeg en vervolgens uit het raam gooide. Dit leidt echter niet tot bewezenverklaring van medeplegen van het vervoeren of voorhanden hebben van de cocaïne, omdat verdachte slechts kort en onverhoeds (door het handelen van een ander) over het pakket beschikte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 17 november 2024, te Soesterberg, gemeente Soest, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van in totaal
ongeveer 1001,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.