ECLI:NL:RBMNE:2025:1175

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11537929 \ MV EXPL 25-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van exploitatieverplichting en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak vordert de eisende partij, een besloten vennootschap, in kort geding dat de gedaagde partij, eveneens een besloten vennootschap, wordt veroordeeld om de gehuurde bedrijfsruimte in gebruik te nemen en te houden conform de huurovereenkomst. De gedaagde partij heeft de huurtermijnen onbetaald gelaten en de winkel gesloten vanwege overlast van ratten. De eisende partij verlangt dat de winkel weer geopend wordt en dat de huurachterstand en boetes worden betaald. De kantonrechter heeft op 19 maart 2025 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de bedrijfsruimte in gebruik moet houden, maar wijst de overige vorderingen van de eisende partij af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een exploitatieverplichting geldt voor de gedaagde partij en dat de eisende partij een voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot nakoming van deze verplichting. De gedaagde partij heeft echter aangevoerd dat de winkel inmiddels weer open is, wat door de eisende partij niet is weersproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het opleggen van een dwangsom niet op zijn plaats is, gezien de omstandigheden rondom de sluiting van de winkel. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11537929 \ MV EXPL 25-21
Vonnis in kort geding van 19 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna [eisende partij] te noemen,
gemachtigde: mr. F.H.J. van Schoonhoven, advocaat te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en samen [gedaagde c.s.] te noemen,
gemachtigde: mr. J.B.M. Swart, advocaat te Almere.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eisende partij] van 24 februari 2025 met 15 producties;
- de producties 1 tot en met 5 van [gedaagde c.s.] ;
- de akte vermeerdering van eis van [eisende partij] tevens akte overlegging nadere producties A tot en met D;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eisende partij] ;
- de pleitnota van [gedaagde c.s.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde sub 1] huurt sinds 9 februari 2023 van [eisende partij] de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te ( [plaats] . De huurovereenkomst loopt tot en met
8 februari 2033. In de huurovereenkomst is vastgelegd dat [gedaagde sub 1] in het gehuurde een horecagelegenheid voor de verkoop van Dutch en American specialties (hierna: de winkel) zal exploiteren. [gedaagde sub 2] is – via zijn vennootschap – enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1] . Hij heeft middels een privégarantie zekerheid gesteld voor nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde sub 1] heeft op enig moment, vanwege overlast van ratten, de winkel gesloten en huurtermijnen onbetaald gelaten. [eisende partij] wil – kort gezegd – dat de winkel weer wordt geopend en dat de huurachterstand en boetes worden betaald.
Wat vordert [eisende partij] precies?
2.2.
[eisende partij] vordert – samengevat – na vermeerdering van eis dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad,
1. [gedaagde sub 1] veroordeelt en gebiedt om de gehuurde bedrijfsruimte in zijn geheel in gebruik te nemen en te houden conform de bepalingen in de huurovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van
€ 1.500,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 150.000,00, vanaf de datum van het vonnis;
2. [gedaagde sub 1] veroordeelt en gebiedt tot betaling aan [eisende partij] van de achterstallige huurpenningen, het voorschot servicekosten en de promotiebijdrage over de maanden januari en februari en maart 2025 ter hoogte van € 22.857,07 (inclusief btw), een en ander te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
3. [gedaagde sub 1] veroordeelt en gebiedt tot betaling aan [eisende partij] binnen 7 dagen na het vonnis van een bedrag van € 900,00 aan contractueel verbeurde boetes in verband de te late betalingen, te vermeerderen met een bedrag van 1% per maand over de hoofdsom met een minimum van € 300,00 per maand voor iedere separate huurbetaling die [gedaagde sub 1] op basis van de huurovereenkomst nog verschuldigd zal worden en die niet en/of niet tijdig en/of niet volledig is voldaan aan [eisende partij] ;
4. [gedaagde sub 1] veroordeelt en gebiedt tot betaling aan [eisende partij] binnen 7 dagen na het vonnis van een bedrag van € 15.750,00 aan contractueel verbeurde boetes in verband met het niet exploiteren van het gehuurde, te vermeerderen met een bedrag van € 250,00 per kalenderdag dat [gedaagde sub 1] op basis van de huurovereenkomst het gehuurde niet dan wel niet volledig exploiteert;
5. [gedaagde sub 1] veroordeelt en gebiedt om binnen 7 dagen na het vonnis aan [eisende partij] een bedrag te voldoen van € 3.428,56 aan gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten;
6. [gedaagde sub 2] veroordeelt en gebiedt om binnen 7 dagen na het vonnis de gehuurde bedrijfsruimte in zijn geheel in gebruik te nemen en te houden conform de bepalingen in de huurovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen, indien en voor zover [gedaagde sub 1] niet voldoet aan het onder 1. gevorderde, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 1.500,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 150.000,00, vanaf de datum van het vonnis, des de een betalende de ander zal zijn gekweten voor het betaalde bedrag;
7. [gedaagde sub 2] veroordeelt en gebiedt om binnen 7 dagen na het vonnis aan [eisende partij] een bedrag te voldoen van € 24.988,21 (inhoudende de volgelopen privégarantie van een maximum van € 22.010,26 vermeerderd met een bedrag van € 3.950,85 in verband met de verschuldigde btw) of een bedrag gelijk aan hetgeen [gedaagde sub 1] op grond van het hiervoor onder 2., 3., 4 en 5 gevorderde niet voldoet tot een maximum van € 22.010,26 vermeerderd met de verschuldigde btw tot een maximum van € 4.622,15;
8. [gedaagde c.s.] veroordeelt in de proceskosten.
Wat is het verweer van [gedaagde c.s.] ?
2.3.
[gedaagde c.s.] vindt dat de vorderingen moeten afgewezen. De winkel is inmiddels weer open. Ten aanzien van de beweerdelijke huurachterstand en contractuele boetes ontbreekt volgens [gedaagde c.s.] een spoedeisend belang. Ook voert zij inhoudelijk verweer tegen deze vorderingen.
Wat beslist de kantonrechter?
2.4.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde c.s.] om de gehuurde bedrijfsruimte in zijn geheel in gebruik te houden conform de bepalingen in de huurovereenkomst (en de daarbij behorende bijlagen). De andere vorderingen worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd. Hierna worden de beslissingen toegelicht.
2.5.
[eisende partij] vraagt aan de kantonrechter om een spoedmaatregel (voorlopige voorziening) te nemen. De kantonrechter moet beoordelen of het waarschijnlijk is dat in de bodemprocedure een beslissing zal worden genomen die in het voordeel zal zijn van [eisende partij] . Als dat voldoende waarschijnlijk is en [eisende partij] een voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde maatregel heeft, kan de door hem gevorderde maatregel, die vooruitloopt op de beslissing in de bodemprocedure, worden toegewezen. Als het gaat om een veroordeling tot betaling van een geldsom, is in kort geding terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal in dat geval niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
2.6.
Vaststaat dat op grond van de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene bepalingen een exploitatieverplichting geldt voor [gedaagde sub 1] . Verder staat vast dat toen [eisende partij] de dagvaarding uitbracht, [gedaagde sub 1] de winkel had gesloten en [gedaagde sub 1] haar exploitatie-verplichting dus niet nakwam. [eisende partij] had een voldoende spoedeisend belang bij een beoordeling van de vordering ter zake de exploitatieverplichting in dit kort geding. [gedaagde c.s.] heeft niet betwist dat het niet exploiteren van de bedrijfsruimte op de betreffende (top)locatie een negatieve uitstraling heeft op het winkelgebied, wat op haar beurt verschillende negatieve gevolgen heeft.
2.7.
[gedaagde c.s.] heeft naar voren gebracht dat de winkel inmiddels weer is geopend. Dat heeft [eisende partij] niet weersproken. De kantonrechter zal [gedaagde sub 1] veroordelen te blijven exploiteren. Omdat [gedaagde sub 2] een privégarantie tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft gesteld, waaronder de exploitatie-verplichting, zal de kantonrechter [gedaagde sub 2] ook veroordelen om de exploitatieverplichting na te komen
voor het geval [gedaagde sub 1] niet voldoet aan de veroordeling. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Gelet op het feit dat de winkel inmiddels weer is geopend en de door [gedaagde c.s.] geschetste omstandigheden die aan de sluiting van de winkel ten grondslag hebben gelegen acht de kantonrechter het opleggen van een dwangsom niet op zijn plaats. Bovendien is [gedaagde sub 1] in het geval van niet-nakoming van de exploitatieverplichting een contractuele boete verschuldigd volgens de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene bepalingen.
2.8.
De toewijzing van de overige vorderingen stuit af op het ontbreken van een spoedeisend belang. Er is door [eisende partij] onvoldoende gesteld op grond waarvan een spoedeisend belang bij de betreffende vorderingen kan worden aangenomen. Dat er geen twijfel bestaat over gegrondheid van de vorderingen, zoals [eisende partij] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, wordt verworpen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen. In aanvulling op het voorgaande wordt nog overwogen dat niet valt uit te sluiten dat [gedaagde sub 1] verminderd huurgenot heeft gehad als gevolg van de rattenoverlast en dat zij recht heeft op huurvermindering, mede in het licht van artikel 5.1. van de huurovereenkomst waarin is bepaald dat [eisende partij] zorgt voor ongediertebestrijding- en wering. Hoe ruim dit moet worden uitgelegd en of dit slechts ziet op de algemene ruimtes, zoals [eisende partij] betoogt, kan in het beperkte kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. Daarvoor is een bodemprocedure aangewezen. Dat de door [eisende partij] gegeven uitleg juist is, kan overigens uit de stukken niet worden afgeleid.
2.9.
Omdat de vorderingen van [eisende partij] slechts gedeeltelijk worden toegewezen, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt en gebiedt [gedaagde sub 1] om de gehuurde bedrijfsruimte aan het adres [adres] te ( [plaats] in zijn geheel in gebruik te houden conform de bepalingen in de huurovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen;
3.2.
veroordeelt en gebiedt [gedaagde sub 2] , indien en voor zover [gedaagde sub 1] niet voldoet aan de veroordeling onder 3.1., de gehuurde bedrijfsruimte aan het adres [adres] te ( [plaats] in zijn geheel in gebruik te houden conform de bepalingen in de huurovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen;
3.3.
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.
13702