Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
Uit het dossier blijkt dat verdachte vanaf 2020 onderwijsondersteuning krijgt van de school [school] in [plaats] . De kinderen hebben echter nooit op deze school ingeschreven gestaan. Dit wordt bevestigd door verdachte en de school zelf. Zo heeft mevrouw [A] , medewerker van [school] , aangeven dat de kinderen per abuis zijn aangemeld bij DUO. Daarbij komt dat verdachte ieder schooljaar, zo ook voor het schooljaar 2023-2024, vrijstelling heeft aangevraagd voor haar kinderen. In het geval de ‘onderwijsondersteuning’ een schoolinschrijving zoals bedoeld in de LPW zou omvatten, zou er geen vrijstelling benodigd zijn.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte vanaf 2020 extra educatieve ondersteuning, naast het geven van thuisonderwijs, bij de school [school] heeft aangevraagd. Volgens verdachte hebben haar kinderen deze school daarna ook, in toenemende mate, bezocht. Zo blijkt uit de betalingsovereenkomst van de educatieve ondersteuning bij [school] dat de kinderen de school in november 2020 al elf dagen zouden bezoeken. In het jaar 2023, ten tijde van de ten laste gelegde periode, zijn de kinderen volgens verdachte ongeveer de vier dagen dat [school] open was naar school gegaan. Dit wordt ook bevestigd door mevrouw [A] , medewerker van [school] .
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit onvoldoende om te kunnen spreken van voldoende concrete en zwaarwegende bezwaren tegen het onderwijs zoals dat op [school] werd gegeven. Aan verdachte komt dus geen beroep toe op de vrijstelling van artikel 5, aanhef en onder b van de LPW.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
Daarnaast werkt strafmatigend dat verdachte na jarenlang verkregen vrijstellingen werd geconfronteerd met een afwijzing. Hoewel die beleidswijziging was aangekondigd, heeft dit verdachte kennelijk overvallen, hetgeen te begrijpen is. Er was op dat moment namelijk geen sprake van veranderd recht, voor zover het arrest van de Hoge Raad uit 2019 al een strengere toets voorschrijft, gold dat al jaren. Wel kan verdachte het verwijt gemaakt worden niet volledig transparant te zijn geweest over de educatieve ondersteuning die werd ingewonnen bij een school. Op die manier hadden leerplichtambtenaren geen volledig beeld van de situatie van de kinderen van verdachte.