ECLI:NL:RBMNE:2025:1174

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
16/215764-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot inschrijving van kinderen in het onderwijs volgens de Leerplichtwet 1969

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die niet heeft voldaan aan de verplichting om haar kinderen in te schrijven op school, zoals voorgeschreven door de Leerplichtwet 1969 (LPW). De verdachte, geboren in 1980, was verantwoordelijk voor de zorg van haar kinderen, die in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 21 december 2023 niet ingeschreven stonden als leerlingen van een school. De officier van justitie, mr. J. Lahr, stelde dat de verdachte geen beroep kon doen op de vrijstelling van artikel 5, aanhef en onder b van de LPW, omdat de kinderen niet op een school stonden ingeschreven, ondanks dat de verdachte onderwijsondersteuning ontving van een school. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kinderen niet ingeschreven stonden en dat de verdachte niet voldoende zwaarwegende bezwaren had tegen de richting van het onderwijs op de scholen in de buurt. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 700,-, met een proeftijd van twee jaar. De kantonrechter hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de ontwikkeling van de kinderen op de school waar zij nu ingeschreven staan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/215764-24 (P)
Vonnis van de kantonrechter van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [postcode] ) in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 oktober 2024 en 12 februari 2025. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Lahr en van hetgeen verdachte en haar gemachtigde, de heer A.M. de Vos, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode 1 augustus 2023 tot en met 21 december 2023 in Amersfoort als degene die het gezag uitoefende over dan wel was belast met de feitelijke verzorging van de jongeren [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, en/of [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2013, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongeren als leerling van een school stonden ingeschreven.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de kantonrechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen, nu de kinderen van verdachte niet stonden ingeschreven zoals de Leerplichtwet 1969 (hierna: LPW) dat heeft bedoeld en aan verdachte geen beroep toekomt op de vrijstelling van artikel 5, aanhef en onder b, van de LPW.
Uit het dossier blijkt dat verdachte vanaf 2020 onderwijsondersteuning krijgt van de school [school] in [plaats] . De kinderen hebben echter nooit op deze school ingeschreven gestaan. Dit wordt bevestigd door verdachte en de school zelf. Zo heeft mevrouw [A] , medewerker van [school] , aangeven dat de kinderen per abuis zijn aangemeld bij DUO. Daarbij komt dat verdachte ieder schooljaar, zo ook voor het schooljaar 2023-2024, vrijstelling heeft aangevraagd voor haar kinderen. In het geval de ‘onderwijsondersteuning’ een schoolinschrijving zoals bedoeld in de LPW zou omvatten, zou er geen vrijstelling benodigd zijn.
Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het begrijpelijk is dat de leerplichtambtenaar (op een gegeven moment) geen vrijstelling van de verplichting tot inschrijving heeft verleend voor de kinderen van verdachte. Ten tijde van het ten laste gelegde was geen sprake van een heldere woon- en of verblijfplaats van het gezin. Daarnaast zijn de overwegende bedenkingen van verdachte onvoldoende concreet en zwaarwegend. De levensbeschouwelijke richting van verdachte (en de vader van de kinderen) is door de jaren heen veranderd van spiritueel holistisme naar spiritueel humanisme en inmiddels staan de kinderen ingeschreven bij de Vrije School. Verdachte heeft volgens de officier van justitie onvoldoende geduid waarom de richting van scholen in de buurt van de woon- of verblijfplaats niet op deze nieuwe richting aansluiten, én verdachte heeft hierover ook geen gesprek willen voeren met de leerplichtambtenaar.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte en haar gemachtigde hebben - kort gezegd - aangevoerd dat de kinderen ten tijde van de ten laste gelegde periode niet ingeschreven stonden bij een school, nu zij overwegende bedenkingen hadden én dat hen daarom een geslaagd beroep toekomt op de vrijstellingsgrond als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, van de LPW.
4.3
Het oordeel van de kantonrechter
Bewijsmiddelen
In het proces-verbaal van de leerplichtambtenaar [leerplichtambtenaar] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:
Leerplichtige minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboortedatum: [geboortedatum 2] 2011
- [minderjarige 2] , geboortedatum: [geboortedatum 3] 2013.
Per 22-12-2023 zijn moeder en de kinderen verhuisd naar een adres in [woonplaats] . Tot die tijd stonden de kinderen ingeschreven in de gemeente [gemeente] .
Het wettig gezag ligt bij: beide ouders. [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 21 december 2023 hebben wij onze kinderen niet ingeschreven bij een school, ook niet bij de school [school] . Wij hebben voor het schooljaar 2023-2024 vrijstelling voor onze kinderen aangevraagd. Het klopt dat wij deze niet hebben gekregen. [2]
In bijlage 3 van het aanvullend proces-verbaal van de leerplichtambtenaar [leerplichtambtenaar] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:
Status inschrijving bij [school]
In november en december 2024 en op 9 januari 2025 is er via e-mail contact geweest met [school] over de schoolinschrijvingen van de kinderen. [A] liet toen weten: “Zoals ik in voorgaande mails al heb aangegeven, hebben wij per ooit abuis de kinderen [minderjarigen] aangemeld bij DUO (dus van wanneer tot wanneer de ouders een contract aangegaan zijn met [school] )”. [3]
Bewijsoverweging
De kantonrechter stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de kinderen van verdachte in de ten laste gelegde periode niet ingeschreven stonden als leerling van een school. De officier van justitie en de verdediging zijn het er over eens dat geen sprake was van een inschrijving bij [school] .
Door verdachte is aangevoerd dat zij een geslaagd beroep kan doen op voornoemde vrijstelling van de verplichting tot inschrijving, genoemd in artikel 5, aanhef en onder b, van de LPW, aangezien zij, gelet op de spiritueel humanistische levensbeschouwing van haar (en de vader van haar kinderen), voldoende concrete en zwaarwegende gemoedsbezwaren heeft tegen de richting van het onderwijs op scholen in de buurt van de woon- dan wel verblijfplaats.
Het beroep van verdachte op artikel 5, aanhef en onder b van de LPW kan volgens de kantonrechter niet slagen en hij overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte vanaf 2020 extra educatieve ondersteuning, naast het geven van thuisonderwijs, bij de school [school] heeft aangevraagd. Volgens verdachte hebben haar kinderen deze school daarna ook, in toenemende mate, bezocht. Zo blijkt uit de betalingsovereenkomst van de educatieve ondersteuning bij [school] dat de kinderen de school in november 2020 al elf dagen zouden bezoeken. In het jaar 2023, ten tijde van de ten laste gelegde periode, zijn de kinderen volgens verdachte ongeveer de vier dagen dat [school] open was naar school gegaan. Dit wordt ook bevestigd door mevrouw [A] , medewerker van [school] .
De kantonrechter neemt voorts in overweging dat de school [school] een school is zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3 van de LPW. Op basis van het kwaliteitsonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs is [school] namelijk een B3-school die (in ieder geval ten tijde van het ten laste gelegde) voldoet aan de criteria voor een school zoals bedoeld in de LPW. Dit betekent dat een inschrijving bij [school] , een schoolinschrijving als bedoeld in de LPW behelst.
Nu de kinderen de school met enige regelmaat bezochten, gaat het alleen al gelet daarop om een school binnen redelijke afstand van de verblijfplaats van de kinderen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De kantonrechter ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of de kinderen van verdachte niet bij [school] hadden kunnen worden ingeschreven waarmee aan de leerplicht was voldaan.
Verdachte heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat niet is gekozen voor een formele inschrijving bij [school] omdat zij graag de vrijstelling wilde behouden. Op die manier kon stapje voor stapje bekeken worden waar de kinderen qua onderwijs op een school behoefte aan hadden én kon er ook voor gekozen worden om te stoppen met het bezoeken van deze school. Bedenkingen bij de richting van deze school speelden daarbij ook een rol. Als de kinderen wel formeel zouden worden ingeschreven, was volledig thuisonderwijs daarna niet meer mogelijk geweest met een beroep op artikel 5, aanhef en onder b van de LPW.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit onvoldoende om te kunnen spreken van voldoende concrete en zwaarwegende bezwaren tegen het onderwijs zoals dat op [school] werd gegeven. Aan verdachte komt dus geen beroep toe op de vrijstelling van artikel 5, aanhef en onder b van de LPW.

5.BEWEZENVERKLARING

De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode 1 augustus 2023 tot en met 21 december 2023 te Amersfoort als degene die het gezag uitoefende over de jongeren [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2013, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongeren als leerling van een school, stonden ingeschreven.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feiten op:
Als persoon bedoeld in art. 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in art. 2, eerste lid van die wet opgelegde verplichting niet nakomen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, met het oog op generale preventie, gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie in zijn strafeis rekening gehouden met het gegeven dat de kinderen van verdachte op dit moment ingeschreven staan op een school en het goed met hen gaat.
8.2
Het oordeel van de kantonrechter
Bij het bepalen van de straf heeft de kantonrechter rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft niet voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de LPW te zorgen dat haar kinderen als leerling van een school waren ingeschreven. De Leerplichtwet 1969 verplicht de ouder om ervoor te zorgen dat de jongere als leerling op een school of instelling staat ingeschreven en dat de jongere die school of instelling na inschrijving regelmatig bezoekt. Deze verplichting is ingegeven door het internationale recht op onderwijs voor elk kind en tevens op één van de doelstellingen van onderwijs: het bevorderen van een brede, sociaal-emotionele ontwikkeling.
De kantonrechter heeft de overtuiging dat verdachte het beste voor had met haar kinderen en verdachte heeft ter zitting uitgelegd dat het goed gaat met de ontwikkeling van haar kinderen en hun prestaties op de school waar zij nu staan ingeschreven. Dit weegt in strafmatigende zin mee bij de strafoplegging.
Daarnaast werkt strafmatigend dat verdachte na jarenlang verkregen vrijstellingen werd geconfronteerd met een afwijzing. Hoewel die beleidswijziging was aangekondigd, heeft dit verdachte kennelijk overvallen, hetgeen te begrijpen is. Er was op dat moment namelijk geen sprake van veranderd recht, voor zover het arrest van de Hoge Raad uit 2019 al een strengere toets voorschrijft, gold dat al jaren. Wel kan verdachte het verwijt gemaakt worden niet volledig transparant te zijn geweest over de educatieve ondersteuning die werd ingewonnen bij een school. Op die manier hadden leerplichtambtenaren geen volledig beeld van de situatie van de kinderen van verdachte.
Alles afwegend is de kantonrechter van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 700, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. De kantonrechter neemt in overweging dat ook vanuit een voorwaardelijk opgelegde straf een generaal preventieve werking uit kan gaan.

13.BESLISSING

De kantonrechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 700,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 14 dagen;
- bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, kantonrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode 1 augustus 2023 tot en met 21 december 2023 te Amersfoort, althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongere(n) [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, en/of [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2013, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de jongere(n) [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, en/of [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2013, had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere als leerling van een school, stond ingeschreven.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal leerplicht van 25 januari 2024, genummerd 2024-12-GAL2, opgemaakt door leerplichtambtenaar [leerplichtambtenaar] , pagina 2.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2025.
3.Een aanvullend proces-verbaal leerplicht van 3 februari 2025, genummerd 2025-8-GAL2, opgemaakt door leerplichtambtenaar [leerplichtambtenaar] , pagina 8.