ECLI:NL:RBMNE:2025:1171
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek ongegrond wegens gebrek aan objectiveerbare vrees voor vooringenomenheid
In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 5 maart 2025 mr. P.M.J. Mol gewraakt, voorafgaand aan de mondelinge behandeling die op 6 maart 2025 zou plaatsvinden. Verzoeker heeft de wraking ingediend omdat hij de indruk heeft gekregen dat de rechter niet onpartijdig is, gebaseerd op eerdere uitspraken van de rechter in zaken die tussen hem en de gemeente speelden. De wrakingskamer heeft op 11 maart 2025 het verzoek in het openbaar behandeld, waarbij de verzoeker en de rechter niet aanwezig waren. De gemeente was als toehoorder aanwezig. De rechter heeft vooraf een schriftelijke reactie ingediend waarin hij zijn standpunt over de wraking toelichtte.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder beslissingen heeft genomen die verzoeker niet bevallen, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een objectiveerbare vrees voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel vaststaat. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is en dat verzoeker de mogelijkheid heeft om in hoger beroep te gaan tegen eerdere beslissingen van de rechter. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.