ECLI:NL:RBMNE:2025:1170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/16/588149 JL RK 25-76
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en inzet hulpverlening in jeugdzorgzaak

Op 4 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven in de zaak van [minderjarige 1], geboren in 2010. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd voor de duur van een jaar, tot 9 maart 2026. De kinderrechter oordeelde dat de situatie bij de moeder nog niet voldoende veilig en stabiel is, en dat de hulpverlening vanuit de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland noodzakelijk is. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft grote zorgen over het welzijn van [minderjarige 1], die momenteel niet naar school gaat en een neerslachtige indruk maakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening via Samen Sterk moet worden gecontinueerd en in uren moet worden uitgebreid, omdat dit in het belang van [minderjarige 1] is. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor het contact tussen [minderjarige 1] en zijn vader, die niet verschijnt voor de omgangsregeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P.K. Nihot, kinderrechter, in aanwezigheid van F. Arbeider als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/588149 / JL RK 25-76
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Almere,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. E. Lucas te Lelystad.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 3 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Lucas;
- de heer [A] namens de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 1] woont bij zijn moeder.
3. De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 februari 2024 [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 9 maart 2025.

4.Het verzoek

4.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI naar voren gebracht dat de situatie bij de moeder thuis nog niet voldoende veilig en stabiel is. De reden hiervan is de individuele problematiek van de moeder. De moeder neemt nog onvoldoende de ouderrol op zich. Daarnaast is de relatie tussen de moeder en [minderjarige 1] verstoord.
Er is hulpverlening vanuit Praktijk Valida ingezet, maar de hulp is nog onvoldoende van de grond gekomen en de gestelde doelen zijn niet behaald. Ook krijgt [minderjarige 1] begeleiding vanuit Samen Sterk. [minderjarige 1] gaat niet naar school en ten tijde van het opstellen van het verzoek was niet duidelijk wat [minderjarige 1] nodig heeft om weer naar school te gaan. Verder verloopt het contact tussen [minderjarige 1] en zijn vader wisselend.

5.De standpunten

5.1.
De GI handhaaft het verzoek en heeft toegelicht dat het noodzakelijk is dat de hulpverlening voor [minderjarige 1] wordt gecontinueerd en geïntensiveerd. Samen Sterk is gedurende twee uur per week betrokken en [minderjarige 1] heeft een vertrouwensrelatie met de begeleider ( [begeleider] ) opgebouwd wat zeer helpend is. De GI vindt het noodzakelijk dat Samen Sterk betrokken blijft en in aantal uren wordt uitgebreid naar tenminste vier uren per week. Als de gemeente Lelystad hier niet in meegaat dan moet via GGZ hulpverlening worden ingeschakeld wat aanzienlijk duurder is. Daarnaast moet [minderjarige 1] weer naar school. Hij wil graag naar [school] en hierover vinden gesprekken plaats. [minderjarige 1] is enige tijd niet naar school geweest en daarin moeten ook stappen worden gezet.
5.2.
De moeder kan instemmen met het verzoek van de GI. Zij heeft grote zorgen over het welzijn van [minderjarige 1] . Hij is verdrietig omdat de vader hem niet meer komt ophalen voor de omgang. Hij begrijpt ook niet dat zijn broertje [minderjarige 2] uit huis geplaatst is. Moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] naar school gaat en dagbesteding heeft. Hij zit nu alleen maar op zijn kamer en maakt een neerslachtige indruk.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
De kinderrechter deelt de zorgen van de GI over [minderjarige 1] en is met de GI van oordeel dat de hulpverlening via Samen Sterk moet worden gecontinueerd en in uren moet worden uitgebreid. De GI heeft gemotiveerd toegelicht dat [minderjarige 1] veel baat heeft bij de begeleiding van Samen Sterk en een uitbreiding van de uren zal leiden tot een verdere positieve ontwikkeling. Bij de GI bestaat de gerechtvaardigde vrees dat de gemeente Lelystad hieraan niet gaat meewerken, omdat de indicatie voor de hulpverlening van Samen Sterk al een aantal keren is verlengd. Het is algemeen bekend dat de gemeente Lelystad zich heeft teruggetrokken uit het samenwerkingsverband met de gemeenten Almere, Dronten en Urk over de inkoop van jeugdzorg en hierin zelf de regie wil houden. De kinderrechter vindt het niet in het belang van [minderjarige 1] dat de gemeente zelf gaat onderzoeken welke hulp hij nodig heeft. Dit leidt enkel tot stagnatie en vertraging in de hulpverlening wat de ontwikkeling van [minderjarige 1] in negatieve zin zal beïnvloeden. De kinderrechter is van oordeel dat vaststaat dat begeleiding vanuit Samen Sterk passend is voor [minderjarige 1] . De GI heeft dit immers al onderzocht en kinderrechter hecht waarde aan het standpunt van de GI als professional. De kinderrechter weegt hierbij mee dat de jeugdhulpverlener [minderjarige 1] kent en betrokken is bij het gezin, in tegenstelling tot de gemeente Lelystad .
6.3.
Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat de schoolgang van [minderjarige 1] wordt geregeld en hij zo snel mogelijk kan starten bij [school] . Ook moet aandacht zijn voor het contact tussen [minderjarige 1] en zijn vader. Het is voor [minderjarige 1] zeer teleurstellend dat vader het laat afweten en de omgangsregeling niet nakomt.
6.4.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van een jaar. [1]
6.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 9 maart 2026;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025 door mr. P.K. Nihot, kinderrechter, in aanwezigheid van F. Arbeider als griffier, en op schrift gesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.