4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen- feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2025;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2024, genummerd PL0900-2024004385-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Bewijsmiddelen– feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2025;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 mei 2024, genummerd PL1300-2024114212-5, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
1. [slachtoffer 1] heeft volgens een
proces-verbaal van aangifteonder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op 4 januari 2024 was ik thuis in [woonplaats] . Om 21.20 uur stond ik in mijn eigen voortuin te praten met mijn buurman. Ongeveer tien tot vijftien minuten later werd er aangebeld. Ik haalde de deur van het slot en opende deze. Op dat zelfde moment werd de deur naar binnen open geduwd. Ik zag dat er twee mannen binnen stonden. Ik zag een vuurwapen.Ik moest onder bedreiging van het vuurwapen naar boven lopen. De man zonder het vuurwapen die behoorlijk opgefokt en agressief was doorzocht de slaapkamer. Ik moest vervolgens onder bedreiging van het vuurwapen terug naar beneden.
Ik moest mijn pincode en bankpas afgeven. De man zonder het vuurwapen heeft de woning verlaten met mijn reservesleutel. Toen hij terug kwam moest ik mijn jas pakken en ik kreeg de autosleutels in mijn hand geduwd. Ik moest
onder bedreiging van het vuurwapen in de auto stappen. Ik moest achter het stuur stappen.
De man met het vuurwapen ging op de bijrijdersstoel zitten hij hield het vuurwapen in
zijn rechterhand. De opgefokte man ging links achterin zitten.
Ik moest naar de pinautomaat rijden. Om 22.25 uur werd er gepind bij Geldmaat Zuideinde.
Ik moest uitstappen. De man met het vuurwapen liep met mij mee. Ik pinde daarna 1000 euro. Ik moest terug achter het stuur gaan zitten. Ik moest ze naar Lelystad brengen.
Ik moest uitstappen. Ik zag de mannen uitstappen. Ik moest links achter op de achterbank gaan zitten. Ik moest 5 minuten wachten. Ik zag dat het 22.55 uur was.
2. Medeverdachte [medeverdachte] heeft volgens een
proces-verbaal van verhooronder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Toen heb ik aangeklopt, toen de deur werd opengedaan heb ik de deur opengeduwd en vroeg ik waar het geld was. En toen gaf meneer aan dat hij geen geld had, en bleek dat het het verkeerde adres was. Dus daarna heb ik hem meegenomen om te laten pinnen, en heeft hij ons teruggebracht naar Lelystad.Ik heb het vuurwapen gebruikt bij de overval.Het slachtoffer heeft ons terug gebracht naar Lelystad. Dat was onder dwang.Ik heb het vuurwapen niet direct in de bosjes gegooid nadat wij terug waren in Lelystad.
3. De
verklaring van verdachteter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zijn samen naar de woning gegaan. Ik heb de deur open getrapt en ben naar binnen gegaan. Er heeft een kleine strubbeling plaatsgevonden met de man.
De man is met een vuurwapen bedreigd. Toen bleek dat er geen geld in huis was is de man samen met ons naar een pinautomaat gereden. Vervolgens heeft hij ons naar Lelystad gebracht.
Verdachte heeft bekend dat hij met zijn medeverdachte op gewelddadige wijze de woning van het slachtoffer is binnengedrongen. De medeverdachte hield direct een vuurwapen op het slachtoffer gericht en beide verdachten hebben verbale dreigementen geuit. Het slachtoffer moest gaan zitten, waarna verdachten de woning hebben doorzocht. Toen er geen geld aanwezig bleek, moest het slachtoffer eerst met de medeverdachte in de woning wachten terwijl verdachte met de pinpas en huissleutel van het slachtoffer naar buiten ging om een geldautomaat te zoeken. Nadat verdachte onverrichter zake terug was gekomen, moest het slachtoffer verdachten met zijn auto naar een geldautomaat brengen. De medeverdachte zat naast het slachtoffer op de bijrijdersstoel met het vuurwapen in de hand en verdachte zat achterin. Nadat het slachtoffer had gepind en de medeverdachte het geld had gepakt, moest het slachtoffer de verdachten van [woonplaats] naar Lelystad brengen. Wederom zat de medeverdachte op de bijrijdersstoel naast het slachtoffer, met het vuurwapen in de hand.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het handelen van verdachte en de medeverdachte in de gegeven omstandigheden wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer oplevert. Het slachtoffer heeft zich immers gedurende anderhalf uur bevonden op plekken waarvan hij zich niet op ieder gewenst ogenblik kon verwijderen. Dit alles gebeurde onder bedreiging met een getrokken vuurwapen. De rechtbank oordeelt dat, anders dan de verdediging heeft bepleit, uit de uiterlijke verschijningvorm volgt dat het opzet van verdachte mede gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Die opzet was er mogelijk nog niet op het moment dat verdachte de woning binnen ging, waar hij dacht een wietplantage en veel geld aan te treffen. Toen het verwachte geld niet aanwezig bleek, hebben verdachten hun plan gewijzigd. Het slachtoffer is vervolgens enige tijd in de woning vastgehouden, en daarna gedwongen een autorit te maken om geld te pinnen en verdachten naar Lelystad te brengen.
In dit verband is van belang dat vrijheidsberoving kan plaatsvinden door iemand op te sluiten of vast te binden, maar bijvoorbeeld ook wanneer verdachte opzettelijk de indruk wekt dat het slachtoffer onmiddellijk zal worden neergeschoten wanneer hij de plek verlaat.
Daarbij was sprake van medeplegen, nu verdachten bij de uitvoering bewust en nauw hebben samengewerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.