ECLI:NL:RBMNE:2025:1164

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11363271 \ MC EXPL 24-6838
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing kostenbeding advocatendeclaratie met vermindering hoofdsom

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een maatschap, vertegenwoordigd door mr. [A], en een gedaagde die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een tussenvonnis van 20 november 2024, waarin de kantonrechter de eisende partij de gelegenheid gaf om een akte in te dienen. De eisende partij heeft een akte ingediend, maar de gedaagde heeft niet gereageerd. De zaak betreft een kostenbeding in de advocatendeclaratie, waarbij de kantonrechter oordeelt dat het kostenbeding niet transparant is, maar niet oneerlijk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom met 20% wordt verminderd vanwege een schending van de precontractuele informatieverplichting. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 11.636,90, met wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.381,54. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11363271 MC EXPL 24-6838/13702
Vonnis van 19 maart 2025
inzake
de maatschap
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
vertegenwoordigd door mr. [A] , advocaat bij [eiseres] ,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Op 20 november 2024 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen en de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [eiseres] .
1.2.
[eiseres] heeft vervolgens een akte genomen. [gedaagde] heeft, ondanks dat hij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.Overwegingen van de kantonrechter

2.1.
De kantonrechter neemt over en verwijst naar hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 20 november 2024 (hierna: het tussenvonnis).
Reactie [eiseres]
2.2.
[eiseres] heeft verklaard dat in het overzicht van de openstaande facturen abusievelijk de factuur van 3 april 2023 van € 377,02 niet is meegenomen. Het totaalbedrag van de openstaande facturen bedraagt dan ook € 14.546,13, conform de gevorderde hoofdsom.
2.3.
[eiseres] heeft verder, kort samengevat, uiteengezet dat het voor haar niet mogelijk was om vooraf de totale prijs van haar diensten te berekenen. De ex-partner van [gedaagde] was verschillende familierechtelijke procedures gestart waarin [gedaagde] verplicht was om zich door een advocaat te laten bijstaan. Toen [gedaagde] zich tot [eiseres] wendde hadden er al verschillende procedures plaatsgevonden. [eiseres] heeft hem in een gesprek voorgehouden dat het gelet op de materie en de houding van zijn ex-partner, een lange en daarmee kostbare geschiedenis zou worden. [eiseres] heeft met [gedaagde] besproken dat het, mede gelet op de veelheid aan kwesties die speelden, niet mogelijk was om vooraf de totale prijs te berekenen. Partijen hebben gesproken over het uurtarief en het te betalen depot bij aanvang van de zaak. Tevens is aangegeven dat maandelijks zou worden gefactureerd en dat daarbij een specificatie van de gewerkte uren zou worden verstrekt. Dit is ook gebeurd.
2.4.
[eiseres] heeft verder aangevoerd dat het kostenbeding wat haar betreft transparant is in het licht van de omstandigheid dat er maandelijks werd afgerekend met vermelding van de gewerkte uren en de omstandigheid dat het in het onderhavige geval niet mogelijk was om op voorhand in te schatten hoeveel uren er zouden moeten gewerkt. Voor het geval de kantonrechter tot het oordeel komt dat sprake is van een oneerlijk beding, heeft [eiseres] bepleit dat dit niet tot afwijzing van de vordering moet leiden.
2.5.
Naar aanleiding van hetgeen is overwogen in het tussenvonnis omtrent de buitengerechtelijke kosten heeft [eiseres] besloten haar vordering te wijzigen in die zin dat zij haar primaire vordering op dit punt laat vallen en dat zij slechts aanspraak maakt op het subsidiair gevorderde bedrag van € 920,46 op grond van de wet.
Kostenbeding niet transparant
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding niet transparant is. Gelet op de door [eiseres] gegeven toelichting begrijpt de kantonrechter dat de totale kosten in dit geval niet te voorspellen waren, maar van [eiseres] had toch verwacht mogen worden dat zij informatie aan [gedaagde] had gegeven met aanwijzingen om de kosten enigszins in te kunnen schatten, eventueel tot een bepaald moment. Dat [eiseres] maandelijks factureerde en daarbij een specificatie verstrekte, leidt niet tot een ander oordeel. Op basis daarvan kon [gedaagde] de (financiële) gevolgen immers niet overzien voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
Kostenbeding niet oneerlijk
2.7.
Omdat het beding niet transparant wordt bevonden, wordt toegekomen aan de vraag of het beding oneerlijk is.
2.8.
Op grond van artikel 6:233 onder a Burgerlijk Wetboek (BW) is een beding onredelijk bezwarend (oneerlijk) wanneer het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (de consument). Dit is de implementatie van artikel 3 lid 1 van de richtlijn oneerlijke bedingen, waarin is bepaald dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Artikel 6:233 onder a BW moet richtlijnconform worden uitgelegd. Om te bepalen of een beding een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt ten nadele van de consument, moet met name rekening worden gehouden met de regels van nationaal recht die van toepassing zijn wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Met betrekking tot de vraag in welke omstandigheden een dergelijke verstoring van het evenwicht strijd met de goede trouw oplevert, moet gelet op de zestiende overweging van de considerans van de richtlijn oneerlijke bedingen, na worden gegaan of de handelaar door op eerlijke en billijke wijze te onderhandelen met de consument redelijkerwijs ervan kon uitgaan dat de consument een dergelijk beding zou aanvaarden indien daarover afzonderlijk was onderhandeld. Volgens artikel 4 lid 1 van de richtlijn oneerlijke bedingen moet de rechter bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid van een beding alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst (of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is), op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking nemen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop die overeenkomst betrekking heeft. De schending van het transparantievereiste is één van de elementen waar rekening mee moet worden gehouden.
2.9.
Het voorgaande in aanmerking genomen, leidt tot het hierna volgende oordeel in deze zaak. De overeenkomst tussen partijen betreft een overeenkomst van opdracht. Wanneer geen loon is overeengekomen, is de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd (artikel 7:405 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Er zijn geen wettelijke regels omtrent de uurtarieven van een advocaat. In de gedragsregels voor de advocatuur is (in regel 17) bepaald dat de advocaat bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk honorarium in rekening behoort te brengen. Het in dit geval gehanteerde uurtarief van € 230,00, waar op voorhand met [gedaagde] over is gesproken, is marktconform. In het beding is opgenomen dat de werkzaamheden in principe maandelijks in rekening worden gebracht. Daarmee hield [gedaagde] frequent zicht op de door [eiseres] verlangde vergoeding voor haar werkzaamheden. De kantonrechter weegt verder mee dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat hij geen andere keuze had dan zich te laten bijstaan door een advocaat teneinde in contact te blijven met zijn dochters en dat hij met dergelijke procedures en rechtsbijstand al ervaring had. [eiseres] mocht er naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van uit gaan dat dat [gedaagde] ook zou hebben ingestemd met het kostenbeding als er afzonderlijk over was onderhandeld.
2.10.
De conclusie is dat de kantonrechter het beding, alles afwegende, niet oneerlijk acht.
Dat betekent dat [gedaagde] in beginsel gehouden is tot betaling van de openstaande facturen.
Schending (pre)contractuele informatieverplichting
2.11.
Omdat niet is voldaan aan het transparantievereiste is sprake van een schending van artikel 6:230l lid 1 onder c BW. De kantonrechter zal die schending conform de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (laatstelijk gewijzigd op 6 februari 2025) sanctioneren door de betalingsverplichting van [gedaagde] met 20% te verminderen. Dit leidt ertoe dat van de gevorderde hoofdsom een bedrag van € 11.636,90 wordt toegewezen.
Rente
2.12.
De gevorderde wettelijke rente zal ex artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf de data wanneer [gedaagde] met de betaling ten aanzien van de verschillende declaraties in verzuim is komen te verkeren (vanaf de 15e dag na dagtekening van de facturen).
Buitengerechtelijke kosten
2.13.
Omdat [eiseres] niet heeft gereageerd op het in het tussenvonnis geuite voornemen tot vernietiging van het beding met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten ziet de kantonrechter geen aanleiding om het beding niet te vernietigen.
2.14.
Gevolg van de vernietiging is dat het beding [gedaagde] niet bindt. Zoals de kantonrechter in het tussenvonnis heeft overwogen kan [eiseres] in dit geval geen aanspraak maken op incassokosten op grond van de wet. Dit betekent dat de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
Proceskosten
2.15.
Gelet op de uitkomst van de zaak moet [gedaagde] de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden, aan de hand van het toegewezen bedrag, begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
609,00
(1,5 punt × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.381,54
2.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 11.636,90 met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf het moment dat [gedaagde] met de onderliggende declaraties in verzuim is komen te verkeren (steeds vanaf de 15e dag na de factuurdatum) tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] van € 1.381,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.