Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
niet verschenen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 maart 2025 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft een ambtshalve toetsing van een kostenbeding in de advocatendeclaratie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst voldoende duidelijke en begrijpelijke informatie heeft verstrekt aan [gedaagde] over de financiële consequenties van de opdracht. Dit is in lijn met het transparantievereiste zoals gesteld in artikel 6:230l sub c BW. De kantonrechter heeft geoordeeld dat aan dit vereiste is voldaan, waardoor het beding niet meer op oneerlijkheid getoetst hoeft te worden.
De vordering van [eiseres] is volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.281,04, welke door [gedaagde] betaald dienen te worden binnen veertien dagen na aanschrijving. Indien [gedaagde] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, zal de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.