ECLI:NL:RBMNE:2025:1163

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11400367 \ LC EXPL 24-2931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing kostenbeding advocatendeclaratie met betrekking tot transparantievereiste en toewijzing van vordering

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 maart 2025 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft een ambtshalve toetsing van een kostenbeding in de advocatendeclaratie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst voldoende duidelijke en begrijpelijke informatie heeft verstrekt aan [gedaagde] over de financiële consequenties van de opdracht. Dit is in lijn met het transparantievereiste zoals gesteld in artikel 6:230l sub c BW. De kantonrechter heeft geoordeeld dat aan dit vereiste is voldaan, waardoor het beding niet meer op oneerlijkheid getoetst hoeft te worden.

De vordering van [eiseres] is volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.281,04, welke door [gedaagde] betaald dienen te worden binnen veertien dagen na aanschrijving. Indien [gedaagde] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, zal de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11400367 LC EXPL 24-2931/13702
Vonnis van 19 maart 2025
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
handelende onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd te [plaats] ,
eisende partij, hierna [eiseres] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. [A] , advocaat bij [eiseres] ,
tegen:
[gedaagde],
wonende in de gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij, hierna [gedaagde] te noemen,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Op 8 januari 2025 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen en de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [eiseres] .
1.2.
[eiseres] heeft vervolgens een akte genomen.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De overwegingen van de kantonrechter

2.1.
De kantonrechter neemt over en verwijst naar hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 8 januari 2025 (hierna: het tussenvonnis).
2.2.
[eiseres] heeft in haar akte uiteengezet dat zij een uitgebreid telefonisch intake-gesprek met [gedaagde] heeft gevoerd waarin [gedaagde] op de hoogte is gesteld van het geldende uurtarief, hoe [eiseres] werkt en wat voor aanpak zij hanteert. Ook is een inschatting gegeven van het aantal uren dat nodig zal zijn en waar [gedaagde] qua kosten rekening mee moest houden. [eiseres] heeft van dat gesprek aantekeningen gemaakt en deze overgelegd. In de aantekeningen staat dat er een grove inschatting is gemaakt dat voor een zaak/procedure als die van [gedaagde] 40 uren nodig zijn. [eiseres] heeft verder gesteld dat vervolgens tijdens het gesprek met een advocaat op het kantoor nogmaals is herhaald hoe het kantoor werkt, wat het tarief is, wat het plan van aanpak is en is wederom een indicatie gegeven van het aantal benodigde uren. Daarna zijn alle contractvoorwaarden in een opdrachtbevestiging aan [gedaagde] verzonden, waarna [gedaagde] heeft gereageerd en stukken heeft toegestuurd, aldus [eiseres] .
2.3.
Uit wat [eiseres] naar voren heeft gebracht volgt dat [eiseres] [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst voldoende duidelijke en begrijpelijke informatie heeft gegeven om [gedaagde] in staat te stellen met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële consequenties van het aangaan van die opdracht haar beslissing te nemen.
2.4.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat, alle omstandigheden van dit geval in aanmerking genomen, is voldaan aan het transparantievereiste. Dat betekent dat het beding niet meer op oneerlijkheid getoetst hoeft te worden.
2.5.
De kantonrechter concludeert dat aan het vereiste van artikel 6:230l sub c BW is voldaan.
2.6.
De hoofdsom zal gelet op het voorgaande worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente omdat [gedaagde] met betaling in verzuim is.
2.7.
Ook de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. In deze zaak is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing. Bij brief van 14 februari 2024 is [gedaagde] aangemaand conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief.
2.8.
Gelet op de uitkomst van de zaak moet [gedaagde] de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden, aan de hand van het toegewezen bedrag, begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
508,50
(1,5 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.281,04
2.9.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving heeft voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn na de aanschrijving aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 7.201,05 met de wettelijke rente over € 6.224,41 vanaf 4 november 2024 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.281,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.