Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.De beoordeling
135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering tot betaling van drie onbetaalde facturen, die samen een bedrag van € 4.098,88 bedragen, voor schilder- en spuitwerkzaamheden die door [eiser] zijn uitgevoerd in de woning van [gedaagde]. De gedaagde heeft erkend dat zij deze facturen niet heeft betaald, maar voert aan dat er schade is ontstaan door de werkzaamheden, waardoor zij betaling van de facturen wil uitstellen totdat de schade is hersteld. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 18 december 2024 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] in conventie voor een bedrag van € 1.512,50 toewijsbaar is, na verrekening van de schade die [gedaagde] heeft geleden door de werkzaamheden van [eiser]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schade aan de vensterbanken als gevolgschade kan worden aangemerkt, waarvoor geen verzuim vereist is. De overige schade, zoals verfspetters op het badkamermeubel en de trap, zijn niet als gevolgschade aangemerkt, omdat dit inherent is aan de werkzaamheden van de schilder. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde] afgewezen, omdat deze niet toewijsbaar was. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.