ECLI:NL:RBMNE:2025:1147

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11208446 \ UC EXPL 24-4683
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen na stucwerkzaamheden en verrekening van gevolgschade

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering tot betaling van drie onbetaalde facturen, die samen een bedrag van € 4.098,88 bedragen, voor schilder- en spuitwerkzaamheden die door [eiser] zijn uitgevoerd in de woning van [gedaagde]. De gedaagde heeft erkend dat zij deze facturen niet heeft betaald, maar voert aan dat er schade is ontstaan door de werkzaamheden, waardoor zij betaling van de facturen wil uitstellen totdat de schade is hersteld. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 18 december 2024 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] in conventie voor een bedrag van € 1.512,50 toewijsbaar is, na verrekening van de schade die [gedaagde] heeft geleden door de werkzaamheden van [eiser]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schade aan de vensterbanken als gevolgschade kan worden aangemerkt, waarvoor geen verzuim vereist is. De overige schade, zoals verfspetters op het badkamermeubel en de trap, zijn niet als gevolgschade aangemerkt, omdat dit inherent is aan de werkzaamheden van de schilder. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde] afgewezen, omdat deze niet toewijsbaar was. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11208446 UC EXPL 24-4683 LvdH/1470
Vonnis van 26 februari 2025
inzake
[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigden: mrs. D. Papazoglou en Kuster,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.C. van Kan (ARAG Rechtsbijstand).

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties 11 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 11 tot en met 13;
- de akte vermeerdering van eis in reconventie tevens overlegging aanvullende producties 20 tot en met 24.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij is [eiser] verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. Ook [gedaagde] is verschenen, vergezeld van haar partner en bijgestaan door de gemachtigde.
Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht en zij hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord. Ook hebben zij op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak bepaald op 22 januari 2025. Het is helaas niet gelukt om het vonnis voor die datum gereed te hebben, zodat de nieuwe datum waarop het vonnis zal worden gewezen bepaald is op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft aan [eiser] opdracht gegeven om schilder- en spuitwerkzaamheden te verrichten in haar woning. [eiser] en schildersbedrijf [naam] zijn op 20 februari 2023 begonnen met de werkzaamheden in de woning van [gedaagde] . De werkzaamheden zijn in mei 2023 afgerond.
2.2.
Voor de werkzaamheden heeft [eiser] in totaal 6 facturen aan [gedaagde] gestuurd. De eerste 3 facturen zijn door [gedaagde] betaald, maar de laatste 3 facturen niet. Het gaat om een totaalbedrag van € 4.098,88 (inclusief btw) dat niet is betaald door [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] erkent dat zij de laatste 3 facturen niet heeft betaald. Zij voert aan dat er door [eiser] , bij de uitvoering van de schilder- en spuitwerkzaamheden, schade is ontstaan op verschillende plekken in haar woning. Zij wil overgaan tot betaling van de laatste 3 facturen wanneer de gebreken zijn hersteld.
2.4.
[eiser] heeft verschillende malen contact opgenomen met [gedaagde] om de gebreken te herstellen. Hier is door [gedaagde] niet op gereageerd. Op enig moment heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten niet te willen dat [eiser] zelf de gebreken zou komen herstellen. [gedaagde] heeft aan [eiser] laten weten dat de kosten van het herstel hoger zijn dan de onbetaalde facturen.
2.5.
In conventie vordert [eiser] betaling van de 3 facturen met een totaalbedrag van € 4.098,88, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.6.
In reconventie vordert [gedaagde] – na wijziging van eis – betaling van de herstelkosten van de door [eiser] veroorzaakte schade aan haar eigendommen. Deze wordt door [gedaagde] begroot op een bedrag van € 4.581,00.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie:
3.1.
Gezien de samenhang van de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de facturen die [eiser] aan [gedaagde] heeft gestuurd besproken. Het gaat om de facturen van:
- 12 april 2023 met een bedrag van € 423,50;
- 15 mei 2023 met een bedrag van € 726,00;
- 23 augustus 2023 met een bedrag van € 2.949,38.
3.3.
Met betrekking tot de facturen van 15 mei 2023 en 23 augustus 2023 is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat uit de stukken blijkt dat de helft van deze facturen toekomt aan schildersbedrijf [naam] en dat deze afstand heeft gedaan van de betaling van zijn deel van de facturen. Om die reden heeft [eiser] afgezien van het vorderen van deze delen van de facturen en resteert ten aanzien van de factuur van 15 mei 2023 een bedrag van € 363,00 en ten aanzien van de factuur van 23 augustus 2023 een bedrag van € 1.452,00 inclusief btw.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de verschuldigdheid aan [eiser] van de factuur van 12 april 2023 en de resterende delen van de facturen van 15 mei 2023 en 23 augustus 2023 tot een totaalbedrag van € € 2.238,50 inclusief btw (€ 423,50 + € 363,00 + € 1.452,00) niet langer betwist. De vordering van [eiser] kan dan in beginsel ook tot dit bedrag worden toegewezen.
3.5.
[gedaagde] voert aan dat zij niet tot betaling van de facturen is overgegaan, nu er bij de uitvoering van de werkzaamheden door [eiser] schade is ontstaan op verschillende plekken in haar woning. Zo is er verf terechtgekomen op het badkamermeubel, op de badkamervloer en op de treden en stootborden van de trap. Op de vensterbanken zijn afdrukken te zien van de tape die [eiser] heeft gebruikt. [gedaagde] wenst de geleden schade, bestaande uit de herstelkosten door een derde, te verrekenen met de nog openstaande facturen en vordert vergoeding van de schade in reconventie.
Is verrekening mogelijk?
3.6.
Op grond van artikel 6:127 BW lid 2 BW geldt dat [gedaagde] kan verrekenen als zij een prestatie van [eiser] te vorderen heeft die beantwoordt aan haar schuld aan [eiser] . Dat betekent dat moet worden nagegaan of en in hoeverre de tegenvordering van [gedaagde] bestaande uit schadevergoeding, toewijsbaar is. Tot dat bedrag kan [gedaagde] dan de vordering van [eiser] verrekenen.
Verfvlekken op de badkamervloer, het badkamermeubel en de trap
3.7.
[eiser] heeft ten aanzien van de vergoeding van deze schade aangevoerd dat hij niet in verzuim is komen te verkeren, nu hij van [gedaagde] niet de gelegenheid heeft gekregen deze schades te komen herstellen, terwijl hij dit wel verschillende malen heeft aangeboden. Namens [gedaagde] wordt aangevoerd dat verzuim voor de vergoeding van deze schade niet vereist is, nu het gaat om gevolgschade.
3.8.
Gevolgschade is de schade die een schuldeiser lijdt door een tekortkoming van de schuldenaar, die hij niet zou hebben geleden als er deugdelijk was gepresteerd. Voor de schade als gevolg van afdrukken van de tape op de vensterbanken heeft te gelden dat deze los staat van het tot stand gebrachte werk, namelijk de gespoten muren en plafonds. Verzuim is hiervoor niet vereist (Hoge Raad 4-2-2000, ECLI:NL:HR:AA4732, NJ 2000, 258).
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de verfvlekken die op het badkamermeubel, de badkamervloer en de trap terecht zijn gekomen geen gevolgschade zijn. Bij het schilder- en spuitwerk zoals door [eiser] in de woning van [gedaagde] verricht, is het inherent dat er verfspetters terecht kunnen komen op plekken in de woning. Dat is ook hier gebeurd. Normaliter is het dan aan de schilder om deze vlekken meteen of na korte tijd te verwijderen. Deze gelegenheid heeft [eiser] echter niet gekregen. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij na het spuiten zijn spullen direct uit de woning moest verwijderen vanwege een verjaardag van één van de kinderen van [gedaagde] . Op dat moment wist [eiser] dat nog niet alles netjes schoongemaakt was achtergelaten. Daarvoor zou hij op een later moment nog terugkomen. Die mogelijkheid heeft hij echter niet meer gekregen, nu [gedaagde] niet meer heeft gereageerd op zijn berichten, afgezien van een bericht dat zij niet wilde dat [eiser] de plekken zou komen herstellen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser] ten aanzien van deze gevorderde schade niet in verzuim is komen te verkeren, zodat [gedaagde] in deze procedure geen aanspraak kan maken op de vergoeding van deze schade door [eiser] .
Tapeafdrukken op de vensterbanken
3.10.
Ten aanzien van deze schade is de kantonrechter van oordeel dat dit kan worden aangemerkt als gevolgschade, nu deze los staat van het tot stand gebrachte werk, namelijk de gespoten muren en plafonds. Verzuim is hiervoor dus niet vereist en [gedaagde] hoefde [eiser] niet de gelegenheid te geven dit zelf te herstellen.
3.11.
De begrote schade voor het herstel aan de vensterbanken bedraagt volgens [gedaagde] € 726,00. Dit bedrag komt voor verrekening in aanmerking.
Concluderend
3.12.
Gelet op wat hiervoor is overwogen betekent dit voor de vordering in conventie dat een bedrag van € 1.512,50 (€ 2.238,50 aan openstaande facturen - € 726,00 aan schade aan de vensterbanken) door [gedaagde] aan [eiser] betaald moet worden. De in reconventie gevorderde bedragen zijn niet toewijsbaar, zodat in reconventie geen bedrag meer zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
3.13.
[eiser] vordert een bedrag aan wettelijke rente. Gelet op de verrekening die plaatsvindt met de schadevergoeding van [gedaagde] , wijst de kantonrechter de gevorderde wettelijke rente toe over het bedrag dat nog aan [eiser] moet worden betaald, te weten
€ 1.512,50. Dit bedrag zal worden toegewezen van de vervaldatum van de laatste factuur, te weten 1 september 2023 tot het moment van volledige voldoening.
Proceskosten in conventie
3.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 112,99
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten x tarief € 204,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 903,99
3.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten in reconventie
3.16.
Omdat in conventie sprake is van verrekening volgt in reconventie geen veroordeling meer tot betaling van enig bedrag door [eiser] aan [gedaagde] . Gelet hierop ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] een bedrag van € 1.512,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 september 2023 tot het moment van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 903,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
4.6.
wijst de vordering af;
4.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.