ECLI:NL:RBMNE:2025:1146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11278092 / AC EXPL 24-2050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen na juridische dienstverlening met betrekking tot zorgverzekeraar

In deze zaak vordert [eieres] N.V. betaling van openstaande facturen van in totaal € 9.989,53 van [gedaagde] B.V. voor juridische dienstverlening. De vordering betreft facturen die zijn verstuurd na juridische bijstand aan [gedaagde] in geschillen met zorgverzekeraar Zilveren Kruis. [gedaagde] heeft een deel van de facturen betaald, maar betwist de betaling van de resterende facturen, stellende dat er klachten zijn over de dienstverlening van [eieres]. De kantonrechter heeft op 12 maart 2025 geoordeeld dat [gedaagde] de facturen moet betalen, omdat de werkzaamheden door [eieres] zijn verricht en er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen een overeenkomst van opdracht betreft, waarbij [eieres] een inspanningsverplichting heeft. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eieres] aan deze verplichting heeft voldaan en dat de klachten van [gedaagde] ongegrond zijn verklaard door de interne klachtenfunctionaris en de deken van de Orde van Advocaten. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom, wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11278092 \ AC EXPL 24-2050
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eieres] N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eieres] ,
gemachtigden: mrs. [.] en [..] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door de heer en mevrouw [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 25;
- de conclusie van antwoord;
- de akte met overlegging productie 26 van de zijde van [eieres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2025. Daarbij is namens [eieres] verschenen de heer mr. [B] , bijgestaan door de gemachtigden. Ook de heer en mevrouw [A] waren aanwezig namens [gedaagde] .
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en zij hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord. Ook hebben zij op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft het vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft in december 2019 aan [eieres] gevraagd haar juridische bijstand te verlenen in geschillen die zij had met zorgverzekeraar Zilveren Kruis. [eieres] heeft dat gedaan en heeft voor deze werkzaamheden facturen verstuurd aan [gedaagde] . Een deel van deze facturen is door [gedaagde] betaald, met uitzondering van in totaal 5 facturen met een totaalbedrag van € 9.989,53.
2.2.
[eieres] vordert in deze procedure betaling van deze facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] voert aan dat zij deze facturen niet hoeft te betalen, omdat zij klachten heeft over de dienstverlening door [eieres] .

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de facturen aan [eieres] moet betalen. De kantonrechter legt dat hierna uit.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de werkzaamheden waarvoor de facturen zijn verstuurd ook daadwerkelijk zijn verricht door [eieres] . Ook over de hoogte van de factuurbedragen bestaat geen discussie.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de rechtsverhouding tussen [eieres] en [gedaagde] is aan te merken als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op de advocaat die een opdracht aanneemt, rust een inspanningsverplichting: hij moet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen en daarbij de zorgvuldigheid betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht ten opzichte van degene wiens belangen hij behartigt.
3.4.
[gedaagde] vindt dat [eieres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de behandeld advocaat in gesprekken met [gedaagde] op de vraag naar de kans van slagen zou hebben aangegeven dat het zinvol was om door te gaan en “daar zien we wel wat in” zou hebben gezegd. [gedaagde] heeft hieruit afgeleid dat Zilveren Kruis in ieder geval ‘in beweging zou komen’ en dat [gedaagde] wel wat geld terug zou krijgen. Gebleken is echter dat Zilveren Kruis, ook na tussenkomst van [eieres] , niet van standpunt is veranderd. [gedaagde] heeft gesteld dat [eieres] nodeloos werkzaamheden heeft verricht door een presentatie aan Zilveren Kruis te (laten) geven, terwijl [gedaagde] van tevoren had aangegeven dat dit zinloos zou zijn. [gedaagde] heeft er verder op gewezen dat in een andere zaak, waarin [gedaagde] zonder advocaat procedeerde, de bewijslast bij de zorgverzekeraar is neergelegd en dat in die zaak (in ieder geval in dat opzicht) wel resultaat is behaald. Daarnaast verwijt [gedaagde] [eieres] dat haar advocaten op een gegeven moment niet meer verder wilden werken aan het dossier.
3.5.
De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [gedaagde] dat zij had verwacht dat Zilveren Kruis haar vordering op [gedaagde] in ieder geval voor een deel zou laten varen. Maar dat dit niet is gebeurd, betekent niet dat [eieres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Niet gebleken is dat [eieres] garanties heeft afgegeven over een te behalen resultaat. Namens [eieres] is tijdens de mondelinge behandeling ook benadrukt dat dit nooit wordt gedaan. Er is dus geen sprake geweest van een resultaatsverbintenis, maar van een inspanningsverbintenis. De vraag is dan of [eieres] tekort is geschoten in de nakoming van die inspanningsverplichting. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
3.6.
Uit de dossierstukken en dat wat tijdens de zitting is besproken, leidt de kantonrechter af dat [eieres] aanvankelijk inderdaad heeft aangegeven dat zij één of meer optie(s) zag om het geschil tussen [gedaagde] en Zilveren Kruis aan te vliegen en [gedaagde] daarover heeft geadviseerd. [eieres] heeft daarna haar advies bijgesteld omdat de onderliggende zorgdossiers van [gedaagde] niet (volledig) op orde zouden zijn. [eieres] vond daarom een juridische procedure minder kansrijk en heeft [gedaagde] geadviseerd te proberen een schikking te treffen met Zilveren Kruis.
3.7.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] het niet eens was met deze koerswijziging en hierdoor teleurgesteld was, maar dit betekent niet dat [eieres] niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. Het behoort tot de verantwoordelijkheden van een advocaat om een inschatting te maken van de haalbaarheid van een bepaalde koers en zijn of haar adviezen waar nodig aan te passen, óók als de cliënt het daar niet mee eens is. Dat [gedaagde] in een andere zaak zonder hulp van een advocaat wel resultaat heeft behaald, maakt geen verschil. Wat er in die andere zaak is gebeurd, zegt namelijk op zichzelf niets over de inhoud van de zaak tussen [gedaagde] en Zilveren Kruis. Ten aanzien van het staken van de werkzaamheden door [eieres] is voldoende aannemelijk geworden dat dit kwam omdat [gedaagde] stopte met het betalen van de facturen en een klacht had ingediend tegen de behandelend advocaten. De kantonrechter oordeelt dat dit niet onredelijk of onrechtmatig is en dat ook dit (dus) niet betekent dat [eieres] niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting.
3.8.
De kantonrechter overweegt nog dat de interne klachtenfunctionaris van [eieres] en ook de deken van de Orde van Advocaten van het arrondissement Gelderland de klachten van [gedaagde] over de dienstverlening door [eieres] ongegrond hebben verklaard. Ditzelfde oordeel volgt ook uit de uitspraken van de Raad van Discipline en het Hof van Discipline.
3.9.
Overigens wil de kantonrechter nog opmerken dat [gedaagde] er ten onrechte vanuit lijkt te gaan dat haar betalingsverplichting op grond van de gestelde tekortkoming door [eieres] is komen te vervallen. Dat is niet juist. Als er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, die in deze zaak dus niet is komen vast te staan, dan zou [gedaagde] alleen van haar eigen verplichtingen uit de overeenkomst worden bevrijd door een (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst of door verrekening met een toegekende schade(vordering). [gedaagde] heeft zich echter niet op ontbinding beroepen en heeft niet gesteld of onderbouwd dat zij schade heeft geleden. Haar betalingsverplichting is dus ook in zoverre niet komen te vervallen.
Conclusie
3.10.
[gedaagde] moet de nog openstaande factuurbedragen van in totaal € 9.989,53 aan [eieres] betalen. De gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
3.11.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal ook worden toegewezen. In de Algemene Voorwaarden van [eieres] en op de facturen is aangegeven dat betaling van de facturen diende te gebeuren binnen 14 dagen na de factuurdatum. Door het niet betalen van de facturen is [gedaagde] telkens 14 dagen na de factuurdata van de verschillende facturen in verzuim geraakt. [gedaagde] is daarom de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de factuurdatum verschuldigd tot het moment van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.12.
[eieres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 874,48 toegewezen.
Proceskosten
3.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eieres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,74
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.586,74
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eieres] te betalen:
- een bedrag van € 9.989,53, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf 14 dagen na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 874,48 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.586,74, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.