ECLI:NL:RBMNE:2025:1142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
16/038269-99 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van een betrokkene met ernstige persoonlijkheidsstoornissen en hoog recidivegevaar

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde betrokkene, die sinds mei 2022 verblijft in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (LFPZ). De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing is genomen op basis van de ernstige narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis van betrokkene, die gepaard gaat met trekken van psychopathie. Het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel wordt al jaren als hoog ingeschat, en recente incidenten hebben deze inschatting bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een zorgconferentie te organiseren, omdat dit niet zou leiden tot acceptatie van de LFPZ-status door betrokkene. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs-maatregel eist. De rechtbank heeft de conclusies van de kliniek en de onafhankelijke deskundigen overgenomen, die allen het recidivegevaar als hoog inschatten en de noodzaak van een beveiligend kader benadrukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zicht is op gedragsverandering en dat de vooruitzichten voor het terugdringen van recidive somber zijn. De focus ligt op acceptatie van langdurig verblijf in de LFPZ en het waarborgen van de veiligheid van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/038269-99 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 18 maart 2025
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in de [kliniek] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 mei 2001 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwang) omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, meermalen gepleegd, en doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de tbs met dwang is ingegaan op 27 februari 2007;
  • de beslissing van deze rechtbank van 20 februari 2023, waarbij de termijn van de tbs met dwang voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 7 januari 2025, die strekt tot verlenging van de tbs met dwang met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van 7 oktober 2024 van FPC [kliniek] , opgemaakt door drs. mw. [A] (directeur patiëntenzorg, psychiater) en drs. mw. [B] (behandelcoördinator/ggz-psycholoog);
  • een aanvulling op het verlengingsadvies van 2 december 2024 van FPC [kliniek] ;
  • het Pro Justitia-rapport van 13 december 2024, opgemaakt door J.C. Zwemstra, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 23 december 2024, opgemaakt door P.E. Geurkink, forensisch psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene over de periode 19 oktober 2022 tot 19 oktober 2024;
  • de van betrokkene op 20 februari 2025 op de griffie van deze rechtbank ontvangen stukken.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 4 maart 2025 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag;
  • de aan de kliniek verbonden deskundige, drs. [C] .

3.Het standpunt van de FPC [kliniek]

Het standpunt van de kliniek blijkt uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies, dat ter zitting is toegelicht, en luidt - zakelijke weergegeven - als volgt.
Bij betrokkene is nog steeds sprake van een stoornis en ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de tbs met dwang ingeschat als hoog. Ook in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege wordt het risico ingeschat als hoog.
Het advies luidt de tbs met dwang te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de FPC [kliniek] verbonden deskundigen

De standpunten van de onafhankelijke deskundigen blijkt uit de onder 1 genoemde Pro Justitia-rapporten.
Zowel de psychiater als de psycholoog concludeert dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Bij (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel wordt door de psychiater het recidiverisico voor een seksueel delict ingeschat als hoog. Het risico op doodslag vindt hij onduidelijk, maar acht hij niet uitgesloten. De psycholoog spreekt van een hoog recidiverisico.
Het advies van beide deskundigen luidt de tbs met dwang van betrokkene te verlengen voor de duur van twee jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde op de zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de tbs met dwang met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzet zich niet tegen de gevorderde verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar. Betrokkene wil graag behandeld worden. Hij heeft perspectief nodig. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht zich uit te laten over het organiseren van een zorgconferentie voor betrokkene. De uitkomst hiervan zou betrokkene een nieuwe behandelkans kunnen bieden of hem kunnen helpen bij de acceptatie van zijn situatie.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van 9 mei 2001 veroordeeld voor verkrachting (meermalen gepleegd) en doodslag. De rechtbank heeft in de verlengingsbeslissing 21 februari 2017 overwogen dat de opgelegde tbs met dwang niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van [kliniek] en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een (ernstige) narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van psychopathie. De psychiater diagnosticeert daarbij trekken van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog ziet ook aanwijzingen voor een instabiele borderline component in betrokkenes persoonlijkheidsstoornis.
Het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel wordt door zowel [kliniek] als de psychiater en de psycholoog als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het verlengingsadvies en de rapportages van de onafhankelijke deskundigen te twijfelen en neemt de conclusies over.
Verlenging
Gelet op het advies van [kliniek] , de rapportages van de psychiater en de psycholoog en wat overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs van betrokkene eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en het verhandelde op de zitting volgt dat betrokkene sinds mei 2022 in de LFPZ verblijft. In de afgelopen periode hebben zich in het toestandsbeeld van betrokkene geen wezenlijke veranderingen voorgedaan. Er wordt eenzelfde dynamiek gezien als in andere instellingen waar betrokkene heeft verbleven. Bij betrokkene is nog altijd sprake van een hoge krenkingsgevoeligheid, beperkte angst- en frustratietolerantie en een verstoorde agressieregulatie. Hij is niet in staat om op enige kritische wijze op zijn gedrag en persoon te reflecteren, probleeminzicht ontbreekt en de copingvaardigheden schieten ernstig tekort. Betrokkene is geneigd zich verongelijkt, miskend en benadeeld te voelen bij feedback, kritiek en/of in geval van een verschil in zienswijze met het behandelteam. Hij neigt tot ridiculisering en bekritisering van het beleid en externaliseert zijn problemen. Hij houdt een imago van een ‘modelpatiënt’ voor zich en is sterk gericht op het behouden van een positief (zelf)beeld. Deze dynamiek staat, ook in de LFPZ, in de weg om stappen te zetten.
Er is bij betrokkene sprake van een ernstige narcistische en antisociale persoonlijkheids-stoornis met trekken van psychopathie. De pathologie en risicofactoren zijn ondanks zijn inzet onvoldoende bewerkt of bewerkbaar gebleken. Het is ondanks jarenlange behandeling niet gelukt tot de kernproblematiek van betrokkene door te dringen; de bestaande delictdynamiek is tot op heden onverminderd aanwezig. Al jaren wijst risicotaxatie op een onverminderd hoog recidiverisico bij het wegvallen van de beveiligde omgeving van de tbs.
In de afgelopen periode heeft zich een aantal serieuze incidenten voorgedaan. De inschatting is dat deze incidenten voortvloeien uit meerdere slechtnieuwsberichten, die betrokkene in het afgelopen jaar heeft ontvangen. Hierdoor zijn krenking, vijandigheid en boosheid bij betrokkene steeds meer toegenomen. Het vermoeden bestaat dat dit in augustus 2023 bij betrokkene zijn delictdynamiek heeft geactiveerd; betrokkene heeft in toenemende mate contact gezocht met een jonge, vrouwelijke sociotherapeut, waarna hij op 5 oktober 2023 zou hebben geprobeerd haar te isoleren. Dit handelen van betrokkene komt volgens de kliniek overeen met betrokkenes delictdynamiek bij de indexdelicten.
Betrokkene is naar aanleiding hiervan in april 2024 overgeplaatst naar een andere afdeling, met een meer beheersmatig milieu.
In augustus 2024 deden zich verschillende situaties voor, waardoor bij de kliniek het vermoeden ontstond dat het ontvluchtingsrisico van betrokkene verhoogd zou kunnen zijn. Bij een kamercontrole zijn diverse zaken gevonden die voor de kliniek duidelijke aanwijzingen waren voor het voorbereiden en/of onderzoeken van ontvluchtingsplannen door betrokkene. Betrokkene is vervolgens op afzondering geplaatst, waarna hij een voeding- en vochtstaking startte. Na enkele weken stopte betrokkene de staking en werd hij teruggeplaatst in de LFPZ.
De inschatting van de kliniek is dat betrokkene nog langdurig, zo niet voor altijd, afhankelijk zal zijn van een beschermend en beveiligend kader om de risico’s van zijn pathologie in voldoende mate in de hand te kunnen houden. Voor nu is de LFPZ de best passende plek voor betrokkene en naar verwachting blijft deze voorziening nog langdurig geïndiceerd. De focus ligt voor nu op acceptatie van langdurig verblijf in de LFPZ en het bewerkstelligen van stabilisatie en incidentvrij functioneren. Daarnaast zijn een extern risicomanagement en een hoog beveiligingsniveau, mede gelet op de recente ontwikkelingen, blijvend noodzakelijk om risico’s te beheersen en om zo de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Er worden geen op verandering gerichte behandelmogelijkheden of enige vorm van door-/of uitstroom gezien.
De onafhankelijk rapporterende psycholoog en psychiater onderschrijven de conclusies van de kliniek en zien ook dat gedragsverandering uitblijft, ondanks een breed palet van aangeboden behandelmethodieken, in verschillende klinieken. Zicht op de binnenwereld van betrokkene blijft uit en daarmee is geen zicht op vroegsignalen voor oplopende of
verminderende risico’s. Dit wordt als passend gezien bij de stoornis van betrokkene. De vooruitzichten voor het terugdringen van recidive worden daarom somber ingezien. De deskundigen onderschrijven de behandelinsteek gericht op beveiliging enerzijds en kwaliteit van leven anderzijds.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de tbs-maatregel met dwang met twee jaar verlengen.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om aan te sturen op een zorgconferentie. De kliniek en de onafhankelijke psychiater en psycholoog hebben zich hierover uitdrukkelijk uitgelaten in hun rapportages en daaruit volgt dat er geen indicaties zijn voor het organiseren van een zorgconferentie. Het toestandsbeeld dat wordt gezien door meerdere klinieken en behandelaren is consistent. De onafhankelijke deskundigen onderschrijven dit ook. Daarbij heeft de psychiater uitdrukkelijk opgemerkt dat een zorgconferentie niet zal leiden tot acceptatie bij betrokkene van zijn LFPZ-status en het daarmee samenhangende perspectief. De rechtbank ziet in wat de raadsman op dit punt naar voren heeft gebracht geen reden hierover anders te denken.

8.De beslissing

De rechtbank:
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. M.M. Prinsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
mr. Prinsen is niet in staat deze beslissing
mede te ondertekenen.