In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [handelsnaam] B.V. en de gezamenlijke erfgenamen van mevrouw [A]. [handelsnaam] heeft een overeenkomst gesloten voor 24-uurs zorg voor mevrouw [A], maar de facturen voor deze zorg zijn niet volledig betaald. [handelsnaam] vordert betaling van € 9.692,55, terwijl de gezamenlijke erfgenamen betwisten dat zij dit bedrag moeten betalen en zelf een vordering op [handelsnaam] stellen wegens tekortkomingen in de zorgverlening. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de gezamenlijke erfgenamen de facturen van oktober en november 2020 moeten betalen, omdat zij niet tijdig gebruik hebben gemaakt van hun recht om de overeenkomst op te schorten of te ontbinden. De gezamenlijke erfgenamen hebben ook een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen hoe hoog hun schade is als gevolg van de tekortkomingen van [handelsnaam]. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat [handelsnaam] tekort is geschoten in haar zorgplicht door ongeschikte adviezen te geven over hulpmiddelen voor mevrouw [A]. De gezamenlijke erfgenamen hebben recht op schadevergoeding, maar de exacte hoogte van deze schade moet nog worden vastgesteld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door de gezamenlijke erfgenamen.