In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een bedrijfsruimte wegens huurachterstand. Eiser, [eiser sub 1], verhuurt een bedrijfsruimte aan gedaagde, [gedaagde sub 1] V.O.F., die daar een restaurant exploiteert. Er is een huurachterstand ontstaan van meer dan zes maanden, met een totaalbedrag van € 21.559,05. Eiser vordert ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van de huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand voldoende aannemelijk is en dat er sprake is van een spoedeisend belang voor eiser, aangezien de huur uit het bedrijfspand zijn oudedagsvoorziening vormt. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tot betaling van de huurachterstand, maar verzet zich tegen de ontruiming, stellende dat het restaurant goed loopt en ontruiming ingrijpende gevolgen zal hebben. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, gezien de langdurige huurachterstand en het risico dat de betalingsachterstanden verder oplopen. Daarnaast zijn de vorderingen tot betaling van de contractuele boete en buitengerechtelijke kosten toegewezen. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat eiser direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis.