ECLI:NL:RBMNE:2025:1140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11550155 AV EXPL 25-8
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een bedrijfsruimte wegens huurachterstand. Eiser, [eiser sub 1], verhuurt een bedrijfsruimte aan gedaagde, [gedaagde sub 1] V.O.F., die daar een restaurant exploiteert. Er is een huurachterstand ontstaan van meer dan zes maanden, met een totaalbedrag van € 21.559,05. Eiser vordert ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van de huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand voldoende aannemelijk is en dat er sprake is van een spoedeisend belang voor eiser, aangezien de huur uit het bedrijfspand zijn oudedagsvoorziening vormt. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tot betaling van de huurachterstand, maar verzet zich tegen de ontruiming, stellende dat het restaurant goed loopt en ontruiming ingrijpende gevolgen zal hebben. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, gezien de langdurige huurachterstand en het risico dat de betalingsachterstanden verder oplopen. Daarnaast zijn de vorderingen tot betaling van de contractuele boete en buitengerechtelijke kosten toegewezen. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat eiser direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11550155 \ AV EXPL 25-8 MS/1270
Vonnis in kort geding van 19 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden woonplaats kiezende te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] ,
gemachtigde: mr. A.M. Thomas,
tegen

1.[gedaagde sub 1] V.O.F.,

gevestigd te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2] , ALS VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
wonende te [plaats 3] ,
3.
[gedaagde sub 3] , ALS VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de aanvullende producties van [eiser sub 1] ;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de producties die [gedaagde sub 1] tijdens de mondelinge behandeling met toestemming van de kantonrechter nog in het geding heeft gebracht.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser sub 1] verhuurt aan [gedaagde sub 1] een bedrijfsruimte. Er is een huurachterstand van meer dan zes maanden ontstaan en [eiser sub 1] vordert daarom ontruiming van het gehuurde en onder meer betaling van de huurachterstand. De kantonrechter wijst deze vorderingen toe.

3.De beoordeling

Voorgeschiedenis
3.1.
[eiser sub 1] verhuurt sinds 15 september 2023 aan [gedaagde sub 1] bedrijfsruimte aan het adres [adres] in [plaats 2] . [gedaagde sub 1] exploiteert daar een restaurant. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (hierna: de Algemene bepalingen) van toepassing. De huurprijs is sinds 1 januari 2025 € 3.151,65 per maand. Er is een huurachterstand ontstaan die tot en met februari 2025 € 21.559,05 bedraagt.
De vorderingen
3.2.
[eiser sub 1] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen te ( [postcode] ) [plaats 2] aan het adres [adres] te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin aanwezige personen en zaken, zodanig dat de bedrijfsruimte leeg en bezemschoon wordt opgeleverd onder afgifte van alle sleutels aan [eiser sub 1] , op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde sub 1] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00;
II. [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser sub 1] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de achterstallige huur van € 21.559,05 te betalen;
III. [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser sub 1] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de contractuele boete van € 1.800,00 te betalen;
IV. [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 3.151,65 per maand met ingang van de maand maart 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt en - uitsluitend voor het geval [gedaagde sub 1] in gebreke blijft met tijdige of volledige betaling daarvan - vermeerderd met de daarover verschuldigde contractuele boete van 1% per maand of gedeelte van een maand met een minimum van € 300,00 per maand, totdat is ontruimd;
V. [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser sub 1] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 1.198,61 aan buitengerechtelijke kosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van dagvaarding;
VI. [gedaagde sub 1] te veroordelen in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
[eiser sub 1] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen dat [gedaagde sub 1] jegens hem ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat zij sinds begin 2024 een huurachterstand heeft laten ontstaan die tot en met februari 2025 € 21.559,05 bedraagt en ondanks diverse aanmaningen niet tot betaling van deze huurachterstand is overgegaan. [eiser sub 1] stelt zich op het standpunt dat deze tekortkoming een ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure en daarop vooruitlopend ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
Het verweer van [gedaagde sub 1]
3.4.
voert geen verweer tegen de vordering tot betaling van de huurachterstand, de contractuele boetes, de toekomstige huurtermijnen en de buitengerechtelijke kosten. Zij verzet zich wel tegen de gevorderde ontruiming. [gedaagde sub 1] heeft in dat verband aangevoerd dat het restaurant de laatste maanden bijzonder goed loopt en dat ontruiming het einde van het restaurant zal betekenen met ingrijpende persoonlijke gevolgen voor de vennoten. Zij heeft een betalingsregeling aangeboden voor de achterstallige huur.
Spoedeisendheid
3.5.
[eiser sub 1] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat sprake is van een betalingsachterstand van meer dan zes maanden en hij vreest dat de betalingsachterstanden anders alleen maar verder zullen oplopen. [eiser sub 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de huur uit het bedrijfspand zijn oudedagsvoorziening vormt.
Toetsingskader
3.6.
De door [eiser sub 1] gevraagde voorziening strekt onder meer tot betaling van een geldsom en tot ontruiming. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is alleen dan aanleiding, als het bestaan (en de omvang) van de vordering voldoende aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van
partijen - aan toewijzing niet in de weg staat. Een vordering tot ontruiming is in kort geding slechts toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij of zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
De huurachterstand
3.7.
[gedaagde sub 1] heeft niet weersproken dat de huurachterstand tot en met februari 2025 € 21.559,05 bedraagt. De vordering tot betaling van de achterstallige huur staat daarom voldoende vast en zal worden toegewezen.
Ontruiming
3.8.
[eiser sub 1] vordert in deze procedure ontruiming van het gehuurde. Een huurachterstand van € 21.559,05 komt overeen met een huurbetalingsverplichting van ruim zes maanden. Volgens vaste rechtspraak leidt een betalingsachterstand van drie maanden in het algemeen al tot een ontbinding van de huurovereenkomst. Dit betekent dat voldoende aannemelijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming. Dit brengt mee dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. [gedaagde sub 1] heeft er weliswaar een groot belang bij om de exploitatie van het restaurant te kunnen voortzetten, maar gelet op de omvangrijke en langdurige huurachterstand kan van [eiser sub 1] in de gegeven omstandigheden niet worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Hij heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de betalingsregeling die [gedaagde sub 1] heeft aangeboden onvoldoende garantie biedt dat de huurachterstand wordt voldaan en dat [gedaagde sub 1] daarnaast nog in staat zal zijn de lopende huurtermijnen te betalen. De gevorderde dwangsom is ook toewijsbaar.
Contractuele boete
3.9.
[eiser sub 1] vordert op grond van artikel 25.3 van de Algemene bepalingen betaling van de contractuele boete die is gesteld op het niet tijdig of niet volledig betalen van de huur. Deze boete bedraagt € 1.800,00 (6 x € 300,00). [gedaagde sub 1] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
Toekomstige huurtermijnen
3.10.
De vordering om [gedaagde sub 1] te veroordelen de nog openvallende huurtermijnen te voldoen tot aan de dag van de ontruiming, vermeerderd met de contractuele boete als deze huurtermijnen niet tijdig of niet volledig worden betaald, is ook toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
[eiser sub 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] in redelijkheid buitenrechtelijke kosten heeft gemaakt om zijn vordering op [gedaagde sub 1] voldaan te krijgen en dat het gevorderde bedrag van € 1.198,61 inclusief btw gelet op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ook redelijk is. Dit bedrag wordt daarom toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling.
Kosten
3.12.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser sub 1] worden begroot op:
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.681,00
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.14.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.15.
[eiser sub 1] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiser sub 1] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde sub 1] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. [gedaagde sub 1] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde sub 1] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiser sub 1] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder rechtsoverwegingen 3.5 en 3.8. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van [eiser sub 1] zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde sub 1] . Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen te ( [postcode] ) [plaats 2] aan het adres [adres] te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin aanwezige personen en zaken, zodanig dat de bedrijfsruimte leeg en bezemschoon wordt opgeleverd onder afgifte van alle sleutels aan [eiser sub 1] , op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde sub 1] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiser sub 1] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de achterstallige huur tot en met februari 2025 van € 21.559,05 te betalen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiser sub 1] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de contractuele boete van € 1.800,00 te betalen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk tot betaling van € 3.151,65 per maand met ingang van de maand maart 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt en
- uitsluitend voor het geval [gedaagde sub 1] in gebreke blijft met tijdige of volledige betaling daarvan - vermeerderd met de daarover verschuldigde contractuele boete van 1% per maand of gedeelte van een maand met een minimum van € 300,00 per maand, totdat is ontruimd;
4.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiser sub 1] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 1.198,61 aan buitengerechtelijke kosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gerekend vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.681,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.