ECLI:NL:RBMNE:2025:1132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
16/601349-08
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de tbs maatregel met onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/601349-08, betreffende de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel van de ter beschikking gestelde betrokkene. De rechtbank heropende het onderzoek en verzocht de reclassering om te onderzoeken of, en onder welke voorwaarden, de dwangverpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd. Betrokkene, geboren in 1970, verblijft in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) en heeft een verleden van ernstige misdrijven, waaronder poging zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder adviezen van behandelaars en eerdere uitspraken van gerechtshoven. Tijdens de zittingen op 7 januari en 4 maart 2025 zijn de officier van justitie, de betrokkene en zijn raadsman gehoord. De rechtbank concludeert dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene en dat het recidiverisico aanwezig is, maar dat er positieve ontwikkelingen zijn in zijn behandeling. De rechtbank heeft besloten de tbs met een jaar te verlengen, maar ook de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken. De beslissing over de verpleging van overheidswege wordt aangehouden voor maximaal drie maanden, in afwachting van een maatregelrapport van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/601349-08 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 18 maart 2025
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1970] in [geboorteplaats] ,
verblijvende in FPA [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 december 2009 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwang) omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederrechtelijke vrijheidsberoving;
  • stukken waaruit blijkt dat de tbs is ingegaan op 8 januari 2010;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juni 2023, waarbij de termijn van de tbs voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 26 november 2024, die strekt tot verlenging van de tbs met een jaar;
  • het verlengingsadvies van het [instelling] van 14 november 2024, opgemaakt door [A] (verpleegkundig specialist GGZ, regiebehandelaar),
[B] (behandeld psychiater) en msc. [C] (gz-psycholoog, zorginhoudelijk manager, plaatsvervangend hoofd van de instelling), inhoudend het advies om de tbs te verlengen met een jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 4 september 2021 tot en met september 2024; en
  • het voortgangsverslag van toezichthouders D. Laansma en I. Schuurman, verbonden aan Reclassering Nederland (RN Advies & Toezichtunit 3 Oost) van 7 november 2024.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op de terechtzittingen van 7 januari en 4 maart 2025 (inhoudelijk) plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag;
  • de aan het [instelling] verbonden deskundige, [D] ;
  • de aan Reclassering Nederland verbonden toezichthouder, D. Laansma.

3.Het standpunt van het [instelling]

Het standpunt van de kliniek blijkt uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies, dat ter zitting nader is toegelicht.
Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis en ook dat het recidiverisico nog aanwezig is. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog en in het geval van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot dwangverpleging als matig-hoog.
Het advies luidt de tbs met dwangverpleging te verlengen voor de duur van een jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de tbs met een jaar gehandhaafd. Daarnaast heeft zij de rechtbank verzocht te bepalen dat voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport wordt opgemaakt om dan te bezien of er mogelijkheden zijn de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor verlenging van de maatregel met een jaar. Daarnaast heeft hij verzocht de beslissing over de dwangverpleging aan te houden en te bepalen dat een maatregelrapport wordt opgemaakt. Het is gelet op de recente en toekomstige ontwikkelingen, zo blijkt uit het besprokene ter zitting, niet ondenkbaar dat de dwangverpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van 24 december 2009 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De tbs is niet gemaximeerd, omdat - hoewel niet uitdrukkelijk overwogen in het veroordelend arrest - uit dit arrest duidelijk blijkt dat sprake was van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, bestaande uit een autismespectrumstoornis, een persisterende depressieve stoornis (dysthymie) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis..
Uit het verlengingsadvies blijkt dat het risico op recidive bij een (on)voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot dwangverpleging wordt ingeschat als matig-hoog. Het risico op recidive in de huidige context wordt ingeschat als laag-matig. Het risico op recidive bij proefverlof onder de huidige omstandigheden wordt ingeschat als laag-matig.
De kliniek benoemt als risicofactor betrokkenes voortdurend verhoogde spanning, waardoor een relatief gering voorval opeens de laatste druppel kan zijn waardoor hij overspoeld raakt en tot agressie overgaat. Daarnaast wordt een risico gezien dat samenhangt met het netwerk van betrokkene. Doordat betrokkene bepaalde verwachtingen kan hebben van zijn netwerk kan hij gefrustreerd raken wanneer daaraan niet wordt voldaan, van waaruit hij tot agressie kan overgaan.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de kliniek en wat overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de tbs met één jaar eist. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene in maart 2023, in het kader van transmuraal verlof, is overgeplaatst naar FPA [verblijfplaats] . De behandeling en het verblijf zijn goed verlopen. Betrokkene maakt zijn spanningen beter bespreekbaar dan aan het begin van de behandeling en kan die met hulp van de begeleiding weer laten zakken. Er is sprake van een goede behandelrelatie. Betrokkene is binnen de FPA overgeplaatst naar een andere afdeling, met een lager beveiligingsniveau (niveau 1). Hij raakte hier snel gewend en is goed in contact met medepatiënten en personeel.
Gezien de positieve ontwikkelingen is in het kader van de resocialisatie van betrokkene met ingang van 1 september 2024 zijn proefverlof gestart, waar de reclassering ook bij is betrokken. Volgens de reclassering werkt betrokkene goed mee aan alle voorwaarden in het kader van toezicht. Betrokkene heeft een actieve houding. Hij is soms kritisch, maar wel positief. Betrokkene is aangemeld bij IFZ voor beschermd wonen. Op de zitting is gebleken dat betrokkene op 10 maart 2025 een intakegesprek had bij Transfore. Als blijkt dat er van beide kanten een match is, is er nog een wachttijd, maar die is kort (mogelijk zo’n 4 tot 6 weken).
De kliniek verwacht ten aanzien van betrokkenes functioneren en beperkingen geen wezenlijke veranderingen meer. Omdat in het verleden meermaals is gebleken dat bij afschalen van structuur, toezicht en begeleiding na verloop van tijd betrokkenes onvrede groeit en spanning en angst toenemen. Agressie blijft lastig te voorspellen, al zijn agressieve impulsdoorbraken verminderd met instelling op medicatie. Om te kunnen beoordelen of dit afdoende is wordt langdurige monitoring van betrokkene - bij de stappen die hij zet in het kader van zijn resocialisatietraject - noodzakelijk gevonden.
Het voorgaande maakt duidelijk dat betrokkene de afgelopen periode stappen heeft gemaakt en daarbij heeft laten zien dat hij stabiel is gebleven en zichzelf in positieve zin heeft weten te ontwikkelen. De rechtbank geeft hem daarvoor een compliment. Duidelijk is ook dat er nog stappen te zetten zijn in het resocialisatietraject en daarom is verlenging van de tbs met één jaar nodig.
Mogelijkheden voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging onderzoeken
Daarnaast ziet de rechtbank, zoals de raadsman heeft verzocht, aanleiding de reclassering te laten onderzoeken of, en zo ja onder welke voorwaarden, de dwangverpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd. Hiervoor is het volgende van belang.
Betrokkene is in de afgelopen periode twee keer verhuisd naar een nieuwe locatie dan wel afdeling met steeds meer vrijheden en een lager beveiligingsniveau. Dit heeft niet geleid tot achteruitgang of incidenten. Betrokkene blijft stabiel en maakt zelfs stappen. Op de zitting is gebleken dat vanuit de kliniek al maanden geen contact meer met betrokkene is geweest. De toezichthouder van de reclassering heeft gezegd dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging mogelijk al eerder dan over een jaar aan de orde kan zijn, weliswaar afhankelijk van het vinden van een passende woonplek.
Verder heeft de raadsman er, in het kader van de inschatting van recidiverisico, terecht op gewezen dat waar het de verhoogde spanning bij betrokkene aangaat, door de kliniek spanningsbronnen (onvrede over verblijf in de kliniek, over werk dat niet bij zijn intelligentieniveau past en angst voor medepatiënten) worden genoemd die samenhangen met betrokkenes verblijf in de kliniek. Daarnaast begrijpt de rechtbank dat het risico dat wordt gezien bij het netwerk van betrokkene niet actueel is, zolang hulpverlening betrokken blijft. Daarnaar gevraagd is op de zitting namens de kliniek en reclassering toegelicht dat verwacht wordt dat het huidige als laag-matig ingeschatte recidiverisico (binnen de tbs met dwang) bij een voorwaardelijke beëindiging niet direct zal oplopen.
Hoewel er in het verleden serieuze incidenten hebben plaatsgevonden en de rechtbank begrijpt dat met het oog daarop zorgvuldig uitbreiden en oefenen met vrijheden en langdurige monitoring noodzakelijk zijn, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden, maken dat de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging onderzocht moet worden. Door de reclassering moet daarvoor een maatregelrapport worden opgesteld, waarin over die mogelijkheid en eventuele voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging wordt geadviseerd.
De rechtbank benadrukt dat een eventuele beslissing tot voorwaardelijke beëindiging mede afhankelijk is van de inhoud van het maatregelrapport. Met de opdracht dit rapport op te maken loopt de rechtbank niet op die beslissing vooruit.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen en gezien het bepaalde in artikel 6:6:13 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging verlengen met één jaar. De beslissing over verlenging van de verpleging van overheidswege wordt aanhouden voor een periode van maximaal 3 maanden, in afwachting van het maatregelrapport.

7.De beslissing

De rechtbank
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met een jaar;
heropenthet onderzoek op de terechtzitting;
schorsthet onderzoek op de terechtzitting;
houdtde beslissing over de verpleging van overheidswege aan voor
maximaal 3 maanden;
steltde stukken in handen van de officier van justitie en verzoekt de officier van justitie zorg te dragen voor het laten onderzoeken van de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging en erop toe te zien dat daaromtrent het maatregelenrapport door Reclassering Nederland wordt opgesteld en tijdig voorafgaand aan de volgende zitting aan het dossier zal worden toegevoegd;
beveeltde oproeping van betrokkene, zijn raadsman en de deskundigen van de reclassering en de kliniek tegen een nog nader te bepalen tijdstip.
Deze beslissing is genomen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en
mr. M.M. Prinsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
mr. Prinsen en mr. Van Ek is buiten staat
deze beslissing mede te ondertekenen.