ECLI:NL:RBMNE:2025:1131

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/4449
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om omgevingsvergunning door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [plaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een omgevingsvergunning, ingediend op 28 december 2023. Verweerder heeft op 20 juli 2024 alsnog een besluit genomen, maar eiseres stelt dat zij schade heeft geleden door de vertraging en dat de rechtbank de verbeurde bestuurlijke dwangsom moet vaststellen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres de vereiste ingebrekestelling heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat eiseres nog steeds procesbelang heeft, ondanks het latere besluit van verweerder, omdat zij schade heeft geleden door de vertraging.

De rechtbank is van mening dat verweerder niet kan stellen dat het beroep ongegrond is vanwege het nalaten van eiseres om benodigde gegevens aan te leveren voor het Bibob-onderzoek. Verweerder heeft niet de procedure gevolgd om de aanvraag buiten behandeling te stellen en blijft verantwoordelijk voor het tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat verweerder in gebreke is gebleven. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 371,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V. te [plaats] , eiseres,
(gemachtigde: mr. I.L. Haverkate)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een omgevingsverguning van 28 december 2023.
Op 20 juli 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 28 december 2023. Verweerder moest binnen acht weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 3.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) [1] . Het bevoegd gezag kan de beslistermijn één keer met maximaal zes weken verlengen volgens artikel 3.9, tweede lid, van de Wabo. Verweerder heeft de termijn op 2 april 2024 verlengd met zes weken tot uiterlijk 15 mei 2024. Daarna heeft verweerder met instemming van eiseres de beslistermijn opgeschort tot 29 mei 2024.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 29 mei 2024 nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 14 juni 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiseres kon dus beroep instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Procesbelang
5. Na het indienen van het beroep heeft verweerder alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres heeft genomen. Daarom moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of eiseres nog een procesbelang heeft bij een beoordeling van haar beroep. Eiseres heeft desgevraagd toegelicht dat haar procesbelang erin gelegen is, dat zij schade heeft geleden door de vertraging in de vergunningverlening en dat zij wil dat de rechtbank de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsom vaststelt. Gelet op deze toelichting is de rechtbank van oordeel dat eiseres nog steeds een procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep.
Gegrond beroep
6. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft verweerder niet binnen de beslistermijn een besluit op de aanvraag van eiseres genomen. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat het beroep desondanks ongegrond moet worden verklaard, omdat het besluit te laat is genomen als gevolg van nalaten van eiseres. Zij heeft namelijk niet de benodigde gegevens voor de afronding van het Bibob-onderzoek aangeleverd.
7. De rechtbank is het niet eens met verweerder. Als een aanvrager niet alle benodigde gegevens aanlevert, kan het bestuursorgaan toepassing geven aan artikel 4:5 van de Awb en bij daarna onvolledig blijven van de aanvraag, die aanvraag buiten behandeling stellen. Dat heeft verweerder echter niet gedaan. De onvolledigheid van de aangeleverde gegevens ontslaat verweerder niet van de verplichting om te beslissen op de aanvraag binnen de beslistermijn. Het beroep is daarom gegrond.
Bestuurlijke dwangsom
8. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van
€ 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.

Conclusie

10. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
11. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50.
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.
12. Verweerder moet de verbeurde dwangsom van € 1.442,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.