In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [plaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een omgevingsvergunning, ingediend op 28 december 2023. Verweerder heeft op 20 juli 2024 alsnog een besluit genomen, maar eiseres stelt dat zij schade heeft geleden door de vertraging en dat de rechtbank de verbeurde bestuurlijke dwangsom moet vaststellen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres de vereiste ingebrekestelling heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat eiseres nog steeds procesbelang heeft, ondanks het latere besluit van verweerder, omdat zij schade heeft geleden door de vertraging.
De rechtbank is van mening dat verweerder niet kan stellen dat het beroep ongegrond is vanwege het nalaten van eiseres om benodigde gegevens aan te leveren voor het Bibob-onderzoek. Verweerder heeft niet de procedure gevolgd om de aanvraag buiten behandeling te stellen en blijft verantwoordelijk voor het tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat verweerder in gebreke is gebleven. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 371,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.