ECLI:NL:RBMNE:2025:1129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
UTR 25/618
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Raad van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiseres heeft haar beroepschrift te laat ingediend, waardoor de rechtbank niet inhoudelijk kan ingaan op de zaak. Het besluit waartegen beroep is ingesteld, werd bekendgemaakt op 4 december 2024, en het beroepschrift had uiterlijk op 15 januari 2025 ingediend moeten zijn. De rechtbank ontving het beroepschrift echter pas op 21 januari 2025. Eiseres voert aan dat de vertraging te wijten is aan het overlijden van haar oom op 1 december 2024, waardoor zij pas op 2 januari 2025 in staat was om het beroepschrift op te stellen en op 3 januari 2025 ter post te doen. De rechtbank heeft begrip voor de persoonlijke omstandigheden van eiseres, maar oordeelt dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening van het beroep. De rechtbank constateert dat het beroepschrift op 20 januari 2025 per post is bezorgd, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. Gezien deze omstandigheden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder dat er sprake is van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en

de Raad van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van
4 december 2024.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 4 december 2024. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 15 januari 2025 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 21 januari 2025. Een na zes weken ontvangen beroepschrift is toch tijdig ingediend, indien het uiterlijk op de laatste dag van de beroepstermijn ter post is aangeboden.
4. De rechtbank heeft bij brief van 22 januari 2025 gevraagd aan eiseres waarom zij het beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Eiseres voert aan dat haar oom op
1 december 2024 is overleden en dat zij daardoor het beroepschrift pas op 2 januari 2025 heeft kunnen schrijven, waarna zij het op 3 januari 2025 op de post heeft gedaan.
5. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres. Dit is echter geen geldige reden voor het niet op tijd instellen van het beroep. De rechtbank stelt vast dat op de envelop, waarin het beroepschrift is ontvangen, een poststempel staat met de datum 20 januari 2025.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het beroepschrift op 20 januari 2025 per post is bezorgd en niet op 3 januari 2025.
Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.
.