ECLI:NL:RBMNE:2025:1123

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/6275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure na intrekking van beroep

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 augustus 2024, waarop de verweerder op 11 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had afgegeven. Na deze wijziging trok de verzoeker het beroep in, maar verzocht hij de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken op dit verzoek te reageren, wat ook is gebeurd.

De rechtbank heeft besloten om zonder een zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, inclusief het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 51,-. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De beslissing is genomen door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier S. Ayyildiz.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: S. Wortel).
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 augustus 2024. Bij besluit van
11 oktober 2024 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar afgegeven. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3. Verweerder heeft op 13 november 2024 gereageerd op het verzoek van verzoeker.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.