ECLI:NL:RBMNE:2025:1122

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
UTR 23/2462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak bestuursrechtelijke beslissing van de gemeente Utrecht

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht in verzet is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 november 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de geopposeerde gegrond verklaard, wat leidde tot verzet van de opposante. De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld dat de opposante niet om een zitting heeft gevraagd en dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, wat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk is als er geen twijfel over de uitkomst bestaat.

De rechtbank heeft de argumenten van de opposante, die stelde dat de geopposeerde voldoende bereikbaar was via e-mail, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de geopposeerde niet kenbaar had gemaakt dat zij via e-mail bereikbaar was, ondanks eerdere correspondentie in andere zaken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van 22 november 2023 terecht was en dat het verzet ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2462- V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2025 op het verzet van

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,te Utrecht,
opposante.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat geopposeerde heeft ingediend tegen het besluit van opposante van 7 april 2023.
In de uitspraak van 22 november 2023 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposante heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 22 november 2023 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 22 november 2023 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 22 november 2023 niet juist, omdat geopposeerde impliciet kenbaar heeft gemaakt voldoende bereikbaar te zijn via de mail. Opposante geeft aan dat dit blijkt uit het feit dat gemachtigde in andere eerdere bezwaarzaken van geopposeerde wel correspondeert via de digitale weg en vervolgens ook de bezwaargronden heeft ingediend per e-mail. Vervolgens geeft opposante aan dat het hierbij gaat om een professionele procespartij, die zowel op het digitale bezwaarformulier waarmee de andere bezwaren zijn ingediend, als op haar briefpapier waarmee gemachtigde correspondeert haar telefoonnummer en een specifiek e-mailadres kenbaar heeft gemaakt.
Daarna geeft opposante aan dat, zodra een bezwaarmaker dan wel gemachtigde zijn of haar
e-mailadres kenbaar heeft gemaakt, zij de ontvangstbevestiging stuurt per e-mail met de vraag of men digitaal wilt procederen. Opposante geeft aan dat gemachtigde van geopposeerde op 16 juni 2022 in een andere zaak van dezelfde client per e-mail juist heeft aangegeven niet in de gelegenheid te zijn geweest om te reageren per brief. Op 15 september 2022 heeft gemachtigde in dezelfde zaak tijdens een telefoongesprek aangegeven dat ze geen gronden heeft ingediend, omdat de e-mail met het herstel verzuim is terechtgekomen in haar spambox. Daarnaast geeft opposante aan dat de gemachtigde van geopposeerde niet heeft aangegeven dat ze niet bereikbaar is per e-mail en heeft zij in het vervolg van de procedure zelf steeds gecommuniceerd per mail. Opposante vind dat het niet zo kan zijn, dat gemachtigde alleen voldoende bereikbaar is per e-mail als dat haar uitkomt. Vervolgens geeft opposante aan dat het niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de e-mail van 30 december 2022 met een hersteltermijn voor de gronden in de spam box terecht is gekomen. Als laatst geeft opposante aan dat uit navraag bij ICT blijkt dat bij weten van ICT het nog niet is voorgekomen dat er een e-mail vanuit de gemeente als spam was aangemerkt.
4. De rechtbank ziet hierin geen reden om de eerdere uitspraak voor onjuist te houden. Artikel 2:14, eerste lid van de Awb biedt verweerder de mogelijkheid om een bericht elektronisch te verzenden als de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Door in andere zaken per e-mail te reageren, heeft gemachtigde van geopposeerde niet kenbaar gemaakt dat zij ook in deze zaak via elektronische weg bereikbaar is.
5. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank in de uitspraak van 22 november 2023 het beroep terecht kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank verklaart het verzet tegen deze uitspraak daarom ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van de rechtbank van
22 november 2023 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep