ECLI:NL:RBMNE:2025:1121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
588759
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen in kort geding tussen eisers en Vereniging

In deze zaak, die op 12 maart 2025 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een executiegeschil over dwangsommen die eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], aan de Vereniging moeten betalen. De eisers hebben in een eerder vonnis, dat op 9 januari 2025 is uitgesproken, de verplichting gekregen om de inloggegevens van de digitale accounts van de Vereniging over te dragen. De eisers hebben echter niet voldaan aan deze verplichting, wat heeft geleid tot de vordering van de Vereniging om de dwangsom van € 22.000 te innen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet tijdig aan de veroordeling hebben voldaan, aangezien zij pas op 4 februari 2025 de registratie van de domeinnaam hebben aangepast, terwijl dit uiterlijk op 23 januari 2025 had moeten gebeuren. De rechtbank oordeelt dat de eisers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de dwangsom en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de Vereniging. De vorderingen van de eisers worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten van € 1.607,00.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/588759 / KG ZA 25-58
Vonnis in kort geding van 12 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,
advocaat: mr. V.L.M.J. Boitelle,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Vereniging,
advocaat: mr. N.A. Aalbers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2025 met producties 1 t/m 18,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 12,
- de akte vermeerdering van eis van 20 februari 2025,
- de mondelinge behandeling van 26 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van beide partijen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] behoren tot een groep van vijf personen die zich op het standpunt stelden dat zij het rechtsgeldige bestuur van de Vereniging vormden. De Vereniging stelde zich op het standpunt dat anderen haar rechtsgeldige bestuurders zijn. Over dat geschil is op 9 januari 2025 tussen partijen uitspraak gedaan in een kort geding (hierna: het Vonnis), waarbij de Vereniging in het gelijk is gesteld. In het verlengde daarvan is toen beslist dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] -kort gezegd- de inloggegevens van de digitale accounts van de Vereniging moeten overhandigen aan de Vereniging. Partijen strijden nu over de vraag of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan dat deel van het Vonnis hebben voldaan en of zij daarom een dwangsom van € 22.000 verschuldigd zijn aan de Vereniging.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] moeten de dwangsom betalen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben gelet op de aard van de vorderingen en de dwangsom een spoedeisend belang. Dat is ook niet in geschil tussen partijen.
3.2.
In dit executiegeschil staat de vraag centraal of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hoofdelijk een dwangsom van € 22.000 verschuldigd zijn aan de Vereniging en of de Vereniging terecht gebruik maakt van haar executiebevoegdheid. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen namelijk dat de voorzieningenrechter het beslag op de rekening van [eiser sub 1] opheft, dat het de Vereniging verboden wordt om de dwangsom te executeren, subsidiair dat de executie van de dwangsom geschorst wordt en meer subsidiair dat de dwangsom gematigd wordt.
3.3.
Om daarover te oordelen, zal er op de volgende vragen worden ingegaan:
Hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan de veroordeling in het Vonnis voldaan?
Zo nee, had de Vereniging moeten begrijpen dat zij zelf de registratie van de domeinnaam kon aanpassen?
Zo nee, maakt de Vereniging misbruik van haar executiebevoegdheid door de dwangsommen te willen innen en daarvoor executoriaal beslag te leggen?
De laatste vraag die beantwoord moet worden is of de Vereniging misbruik van haar executiebevoegdheid maakt ten opzicht van [eiser sub 2] .
Ad a. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben niet voldaan aan 5.3 uit het Vonnis
3.4.
Bij de beantwoording van de vraag of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben voldaan aan punt 5.3 uit het Vonnis, is dat Vonnis het uitgangspunt aangezien de dwangsom aan deze beslissing is verbonden. Het is niet de taak van de voorzieningenrechter om hierover opnieuw te oordelen.
3.5.
Op grond van 5.3 uit het Vonnis moesten [eiser sub 1] en [eiser sub 2] -kort gezegd- binnen één week na betekening van het Vonnis de gegevens van de domeinnaam van de Vereniging aan de Vereniging overhandigen en de registratie wijzigen naar de Vereniging op straffe van een dwangsom. De domeinnaam van de Vereniging stond namelijk op naam van [eiser sub 2] en de gegevens van de domeinnaam (het e-mailadres) hoorden bij de ‘contactpersoon’ [eiser sub 1] .
3.6.
Op 13 januari 2025 heeft de advocaat van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een mail gestuurd naar de advocaat van de Vereniging. In deze mail staat het volgende:
“Geachte collega,
Ter voldoening aan het gestelde in nummer 5.2 van het dictum zend ik u hierbij de inloggegevens en het wachtwoord van het e-mailaccount van [gedaagde] .
Account:
[.]
[..]
Control panel:
[...]
[....]
Met vriendelijke groet,
Uw dw. cfr.,
V.L.M.J. Boitelle”
3.7.
De Vereniging heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] met deze e-mail niet aan 5.3 uit het Vonnis hebben voldaan. Uit deze e-mail blijkt niet dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de registratie hebben gewijzigd, zoals zij wel moesten doen op uiterlijk 23 januari 2025, twee weken na de betekening van het Vonnis op 9 januari 2025. Het staat vast dat [eiser sub 1] pas op 4 februari 2025 de registratie van de domeinnaam heeft aangepast naar de gegevens van de Vereniging. Dat is dus elf dagen te laat.
Ad b. De Vereniging had niet hoeven begrijpen dat zij zelf de registratie kon aanpassen
3.8.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn ervan uitgegaan dat zij met het ter beschikking stellen van de inloggegevens van het control panel, via de e-mail van 13 januari 2025, ook aan 5.3 van het Vonnis hebben voldaan. De Vereniging zou met deze gegevens in staat zijn om zelf de registratie van de domeinnaam aan te passen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn daar ten onrechte van uitgegaan.
3.9.
De Vereniging heeft in 2024 – het debat over wie het rechtsgeldige bestuur van de Vereniging vormden, was toen al gaande – aan de registrar van de domeinnaam (Your-webhost) gevraagd hoe de gegevens van de domeinnaam aangepast konden worden. De registrar heeft daarop gereageerd dat zij de gegevens kan wijzigen als zij daarvoor een verzoek ontvangt vanuit het e-mailadres dat gekoppeld is aan de domeinnaam. Dat is in dit geval het e-mailadres van [eiser sub 1] . De Vereniging mocht er daarom van uitgaan dat alleen [eiser sub 1] een verzoek tot wijziging van de domeinnaamgegevens kon doen.
3.10.
Bovendien gaat de e-mail van mr. Boitelle niet op dit punt in. De tekst van de e-mail wijst er niet op dat de Vereniging met de inloggegevens van het control panel zelf de registratie kon aanpassen en ook niet dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ervan uitgingen dat de Vereniging dit zou doen. Daarnaast staat in de e-mail: ‘
Ter voldoening aan het gestelde in nummer 5.2 van het dictum’en niet ook aan 5.3 van het dictum. Het is de Vereniging daarom niet te verwijten dat zij niet zelf in actie is gekomen op basis van haar kennis en de tekst van de e-mail.
Conclusie ad a. en b.
3.11.
Het komt voor rekening en risico van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dat zij pas op 4 februari 2025 de registratie van de domeinnaam hebben aangepast terwijl zij dat uiterlijk 23 januari 2025 moesten doen. Het had op hun weg gelegen om dat te doen, zoals ook in het Vonnis beschreven staat. Dat heeft als gevolg dat de dwangsommen zijn verbeurd vanaf 23 januari 2025, de dag dat de registratie eigenlijk moest zijn overgezet, tot 4 februari 2025. Het is aannemelijk dat ook in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet aan de veroordeling in het Vonnis hebben voldaan.
Ad c. Er is geen sprake van misbruik van bevoegdheid door de Vereniging
3.12.
De derde vraag is of er aanleiding bestaat te oordelen dat, hoewel de dwangsommen zijn verbeurd, de Vereniging zich toch moet onthouden van (verdere) beslag- of executiemaatregelen.
Juridisch kader misbruik van bevoegdheid
3.13.
Het staat vast dat het Vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Er is geen hoger beroep ingesteld. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken als de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. [1] Er is van misbruik sprake als de Vereniging wil executeren met geen ander doel dan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te schaden of in gevallen waarin de Vereniging – gelet op de onevenredigheid tussen haar belangen en die van de [eiser sub 1] en [eiser sub 2] – in redelijkheid niet tot executie kan komen. In de rechtspraak is bijvoorbeeld aangenomen dat er sprake kan zijn van misbruik van de executiebevoegdheid als het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust, er aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand ontstaat of een partij bewust heeft gewacht om aan te kaarten dat niet of niet volledig aan een veroordeling is voldaan, met als doel het maximale bedrag aan dwangsommen te verkrijgen. De rechter moet terughoudend zijn bij het aannemen van misbruik van executiebevoegdheid.
Geen juridische of feitelijke misslag
3.14.
Van een kennelijke feitelijke of juridische misslag is pas sprake wanneer het overduidelijk is dat het bestreden vonnis op een onjuistheid berust; daarvoor is een zo duidelijke en onmiskenbare vergissing in het recht of de feiten nodig, dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben niet gesteld en ook is niet gebleken dat er sprake is van een misslag in het Vonnis.
De belangenafweging valt in het voordeel van de Vereniging uit
3.15.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben samengevat aangevoerd dat de Vereniging te lang heeft stilgezeten en eerder had moeten laten weten dat niet voldaan is aan 5.3 uit het Vonnis, omdat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] wel in die veronderstelling waren. Het uitgangspunt is dat de Vereniging de bevoegdheid heeft tot tenuitvoerlegging van het Vonnis. Het was de verantwoordelijkheid van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om het Vonnis op te volgen en dus de registratie van de domeinnaam aan te passen. Verder weegt mee dat de verhoudingen tussen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en de Vereniging al langere tijd niet goed zijn. Daarom lag het des te meer bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om de domeinregistratie aan te passen, want de tijd van een welwillende opstelling over en weer was allang voorbij. De Vereniging valt niet te verwijten dat zij enige tijd heeft gewacht of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] toch nog zelf 5.3 van het Vonnis zouden opvolgen. De Vereniging heeft niet zo lang gewacht dat de maximale dwangsom van € 50.000,- was verbeurd. Van misbruik van bevoegdheid is door dit alles geen sprake.
3.16.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben verder als argument gegeven dat zij niet wisten op welke naam zij de registratie van het domein moesten zetten en welke e-mail de Vereniging daarbij wilde gebruiken. Daarom waren zij van mening van de Vereniging beter zelf de domeinregistratie kon aanpassen. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. [eiser sub 1] heeft namelijk op 4 februari 2025 zonder deze informatie te hebben ontvangen de domeinnaam in één keer op de juiste gegevens van de Vereniging overgezet. Daaruit kan worden afgeleid dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] begrepen welke gegevens zij moesten gebruiken.
Geen sprake van een noodtoestand
3.17.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben gesteld dat zij, bij een veroordeling tot betaling van de dwangsom van € 22.000, failliet zullen gaan. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben niet toegelicht of onderbouwd aan de hand van hun financiële situatie dat zij in een situatie zullen komen waarin zij de Vereniging niet meer kunnen betalen, laat staan dat bij hen een noodtoestand ontstaat.
Misbruik van bevoegdheid tegenover [eiser sub 2]
3.18.
[eiser sub 2] heeft gesteld dat, ondanks dat de domeinnaam geregistreerd staat op zijn naam, hij niks te maken heeft met de registratie van de domeinnaam en die ook niet kon veranderen. Hij spreekt niet of nauwelijks Nederlands en wist ook niet dat het domein op zijn naam stond, zo heeft zijn zoon op de mondelinge behandeling toegelicht. De Vereniging heeft daar tegen ingebracht dat [eiser sub 2] hiervan wel op de hoogte was. Op 23 november 2024 heeft het bestuur van de Vereniging [eiser sub 2] gevraagd een overdrachtsformulier te ondertekenen om de domeinnaam op naam van de Vereniging te zetten. De voorzieningenrechter kan in het midden laten of het contact al dan niet respectvol verliep. [eiser sub 2] heeft niet meegewerkt aan de verandering en dat is ook niet betwist. [eiser sub 2] wist dus dat zijn hulp voor de registratiewijziging vereist was, ook al ver voor het Vonnis. Er is daarom geen sprake van misbruik van bevoegdheid ten aanzien van [eiser sub 2] .
Conclusie ad c.
3.19.
Gelet op het voorgaande is het voldoende aannemelijk dat de Vereniging bevoegd is tot het treffen van executiemaatregelen en tot het leggen van executoriaal beslag. De Vereniging maakt geen misbruik van haar executiebevoegdheid en ook niet ten opzichte van [eiser sub 2] . Dat betekent dat het voldoende aannemelijk is dat wordt geoordeeld in de bodemzaak dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] (hoofdelijk) de dwangsom van € 22.000 moeten betalen als gevolg van het niet tijdig nakomen van het Vonnis. Ook is er daarom geen aanleiding om de dwangsom te matigen.
De proceskosten
3.20.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Vereniging worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.607,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] af,
4.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in de proceskosten van € 1.607,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025
LLO 5719

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.7.1.