Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] BV en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Deze tussenuitspraak betreft een verzoek van het Uwv om verlenging van de termijn die eerder was gesteld voor het herstellen van een gebrek in een bestreden besluit. De rechtbank had eerder, op 19 september 2024, het Uwv de gelegenheid gegeven om binnen acht weken het gebrek te herstellen. Deze termijn werd later verlengd tot 27 januari 2025. Het Uwv heeft op 20 februari 2025 aangegeven dat het nog niet over de benodigde informatie van de behandelend sector beschikt en verzoekt om een verlenging van de termijn met zes weken.
De rechtbank overweegt dat verzoeken om verlenging van termijnen slechts in bijzondere gevallen worden ingewilligd en dat deze verzoeken gemotiveerd moeten zijn. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat het verzoek om verlenging niet tijdig is ingediend, maar gezien de omstandigheden en de onderbouwing van het Uwv, heeft de rechtbank besloten de termijn met zes weken te verlengen. De nieuwe deadline voor het Uwv om het gebrek te herstellen is vastgesteld op 16 april 2025. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.A. Spee, in aanwezigheid van griffier mr. B.M.M. Tijink, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn in kennis gesteld van de uitspraak en het Uwv is in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in de eerdere tussenuitspraak.