ECLI:NL:RBMNE:2025:1108

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
24/4383
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar omgevingsvergunning voor eierautomaat

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [woonplaats], beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning die is verleend aan [bedrijf] B.V. voor het bouwen van een eierautomaat met overkapping. Eiser woont op ongeveer 600 meter afstand van de geplande eierautomaat en heeft bezwaar gemaakt omdat hij zich niet als belanghebbende erkend voelde door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eiser geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervond van de eierautomaat.

Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij ook namens zijn broer, die dichterbij de eierautomaat woont, beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het beroep alleen door eiser is ingediend en dat hij geen machtiging van zijn broer heeft overgelegd. De rechtbank heeft zich beperkt tot de vraag of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt. Volgens de rechtbank is een belanghebbende iemand wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Eiser heeft gesteld dat hij feitelijke gevolgen ondervindt van de eierautomaat, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen belanghebbende is, omdat hij geen significante gevolgen ondervindt van de eierautomaat.

De rechtbank concludeert dat het college terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft ook aangevoerd dat de bezwaarschriftencommissie hem als belanghebbende heeft aangemerkt, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/4383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater

verweerder
(gemachtigden: mr. S. de Rijke en M. Luhulima).

Inleiding

1.1.
Eiser woont aan de [adres 1] in [woonplaats]. Op een afstand van ongeveer 600 meter van eisers woning, aan de [adres 2] en [adres 3] in [woonplaats], zijn Pluimveebedrijf [pluimveebedrijf] BV en Pluimveebedrijf [pluimveebedrijf] Beheer BV (hierna tezamen: het pluimveebedrijf) gevestigd.
1.2.
Het college heeft met het besluit van 3 november 2023 een omgevingsvergunning verleend aan [bedrijf] B.V. voor het bouwen van een eierautomaat met overkapping op perceel [adres 2] in [woonplaats].
1.3.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belanghebbende is.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 30 augustus 2024 en 25 november 2024 heeft eiser aanvullende gronden ingediend. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep, tegelijkertijd met twee andere beroepen van eiser, op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.
1.6
Op 17 december 2024 heeft eiser een e-mail gestuurd aan de rechtbank naar aanleiding van de behandeling op de zitting. Met een brief van 27 januari 2025 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de uitspraaktermijn. De rechtbank heeft deze e-mail en brief ter kennisgeving aangenomen. Op de zitting heeft de rechtbank de uitspraaktermijn medegedeeld waarbij de opmerking is gemaakt dat partijen er rekening mee moeten houden dat deze termijn kan worden verlengd, mede gelet op de op dat moment aanstaande vakantieperiode.

Beoordeling door de rechtbank

Wie heeft beroep ingesteld?
2. Op de zitting heeft eiser gesteld dat hij ook namens zijn broer [broer], die naast het pluimveebedrijf aan de [adres 4] in [woonplaats] woont, beroep heeft ingesteld en dat hij een machtiging van zijn broer heeft meegenomen. Op de zitting heeft de rechtbank uitgelegd dat het beroep (en bezwaar) tegen de omgevingsvergunning alleen namens eiser is ingediend, dat eiser bij het instellen van het beroep ook geen machtiging van zijn broer heeft overgelegd en dat het niet mogelijk is pas op de zitting namens zijn broer beroep in te stellen. De rechtbank beoordeelt dus het beroep van eiser.
Het geschil
3. In deze zaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of het college eiser terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt en om die reden zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat betekent dat de rechtbank zich niet uitlaat over de inhoudelijke beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
Het toetsingskader
4. Een belanghebbende is iemand wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken [1] .
Volgens vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” is in de rechtspraak aangenomen als correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, wordt gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Die factoren worden zo nodig in onderlinge samenhang bekeken. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn [2] .
Is eiser belanghebbende?
5. Eiser stelt dat hij feitelijke gevolgen ondervindt van de eierautomaat en dat hij daarom belanghebbende is. Vanaf zijn volkstuin, waar hij dagelijks komt, heeft hij zicht op het pluimveebedrijf. Op de zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat hij ook dagelijks bij zijn eerdergenoemde broer komt, die op 10 meter afstand van het pluimveebedrijf woont. Dan komt hij langs de eierautomaat.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belanghebbende is, omdat hij geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van de eierautomaat. Eiser woont op ongeveer 600 meter afstand van de eierautomaat. Op de zitting heeft eiser aangegeven dat hij vanaf zijn woning en ook vanaf zijn volkstuin geen zicht heeft op de eierautomaat. Op de zitting is verder vastgesteld dat de afstand van de volkstuin tot de eierautomaat ongeveer 500 meter is. Dat eiser dagelijks bij zijn broer komt, die in de directe nabijheid van de eierautomaat woont, maakt niet dat eiser belanghebbende is, omdat eiser daar niet zijn hoofdverblijf heeft en dus geen gevolgen van enige betekenis voor zijn eigen woon- en leefsituatie ondervindt.
7. Eiser heeft op de zitting herhaald dat de omgevingsvergunning voor de eierautomaat niet los kan worden gezien van (de milieuvergunning voor) het pluimveebedrijf. De rechtbank is het daarmee niet eens. De eierautomaat kan feitelijk functioneren zonder het pluimveebedrijf en het pluimveebedrijf zonder de eierautomaat. De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan niet worden aangemerkt als een met het pluimveebedrijf onlosmakelijke verbonden activiteit. Voor de vraag of eiser belanghebbende is in deze procedure, is (de milieuvergunning voor) het pluimveebedrijf daarom niet relevant.
8. De conclusie is dat het college terecht het bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
9. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaren inhoudelijk toe te lichten, wat volgens eiser betekent dat hij is aangemerkt als belanghebbende.
10. De rechtbank overweegt dat een bezwaarschriftencommissie (vaak) niet alleen kijkt of een bezwaarmaker ontvankelijk is in zijn bezwaar, maar ook de inhoudelijke argumenten bespreekt. In het verslag van de hoorzitting is opgenomen dat de eerste vraag die moet worden beantwoord, is of eiser belanghebbende is en of het bezwaarschrift wel ontvankelijk is. Op de hoorzitting moet het eiser daarom duidelijk zijn geweest dat de bezwaarschriftencommissie zich over eisers belanghebbendheid (nog) een oordeel zou vormen. Dat op de hoorzitting ook andere (inhoudelijke) bezwaren van eiser zijn besproken, rechtvaardigt niet de verwachting dat de bezwaarschriftencommissie eiser dus als belanghebbende heeft aangemerkt.
11. Eiser heeft verder aangevoerd dat de secretaris van de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie ook namens het college de beslissing op het bezwaar heeft genomen en dat het verslag van de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie pas op 3 maart 2024 is afgerond terwijl de hoorzitting plaatsvond op 31 januari 2024.
12. De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit blijkt dat dat besluit niet door de secretaris van de bezwaarschriftencommissie namens het college is genomen, maar door de Teammanager Juridische Zaken, Communicatie, Bestuurs- en Directiesecretariaat namens het college. Dat het verslag van de hoorzitting ruim een maand na de hoorzitting is opgemaakt, maakt dat verslag niet onzorgvuldig en betekent evenmin dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1986.