ECLI:NL:RBMNE:2025:1106
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Arbeidsovereenkomst en ontslag op staande voet in de transportsector
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder] B.V., over de vraag of er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en of het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst vanaf begin juli 2024 van kracht was en dat het ontslag op staande voet op 9 november 2024 niet rechtsgeldig was, omdat het niet onverwijld was gegeven. De werkgever is veroordeeld tot het betalen van een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding aan de werknemer. Daarnaast moet de werkgever een eindafrekening opstellen voor het vakantiegeld en de vakantiedagen. De zaak heeft internationale aspecten, aangezien de werknemer in Italië woont, maar de Nederlandse rechter is bevoegd om de zaak te behandelen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, omdat de werkgever niet aan de voorwaarden voor een rechtsgeldig ontslag heeft voldaan en de werknemer recht heeft op de gevorderde vergoedingen.