ECLI:NL:RBMNE:2025:1102

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/16/526824 / HL ZA 21-237
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak met geschil over meerwerk en vertraging in het bouwproces

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een bouwgeschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en een kerkgenootschap, aangeduid als [gedaagde]. De rechtbank heeft op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over meerwerk en vertraging in het bouwproces. De eiseres vorderde diverse meerwerkposten in verband met vertragingen die zij toeschreef aan tekortkomingen van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in het bouwproces voornamelijk het gevolg was van het uitwerken van de betonwanden, en dat deze vertraging niet te wijten was aan de gedaagde. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af, met uitzondering van een bedrag van € 29.598,21 dat werd toegewezen. De gedaagde had in reconventie een schadevergoeding gevorderd, maar ook deze vordering werd afgewezen omdat de rechtbank oordeelde dat de overeengekomen bouwtijd niet was overschreden. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde, die grotendeels in het ongelijk was gesteld. De rechtbank verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/526824 / HL ZA 21-237
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
tegen
kerkgenootschap
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.R. de Boer te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 april 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- het aanvullend deskundigenbericht van 12 december 2024 met bijlagen (hierna: het aanvullend deskundigenbericht);
- de conclusie na het aanvullend deskundigenbericht van [eiseres] met producties 36 t/m 38;
- de conclusie na het aanvullend deskundigenbericht van de [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 26 februari 2025. Die datum is niet gehaald. Daarom wordt het vonnis vandaag uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
[eiseres] vordert diverse meerwerkposten vanwege de uitloop van de bouwtijd. Volgens [eiseres] is één van de oorzaken van de uitloop van de bouwtijd gelegen in het feit dat op basis van de door de [gedaagde] of haar directievoerder (hierna ook te noemen: [bedrijf] ) aangeleverde constructietekening slechts één soort betonnen wand stond aangegeven, maar er sprake bleek van twee verschillende type betonnen wanden. Voorts heeft [eiseres] gesteld dat de vertraging is veroorzaakt door het laat aanleveren van constructietekeningen in verband met gewenste bezuinigingen, de onvolledigheid van constructietekeningen, door de [gedaagde] gewenst meerwerk en het traag reageren door [bedrijf] .
2.2.
Voor de vraag of [eiseres] er vanuit mocht gaan dat zij één soort betonnen wand in de kerk moest plaatsen heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 26 april 2023 een deskundigenbericht bevolen. Aan de deskundige zijn de volgende vragen gesteld:
1.
Volgt uit de door de [gedaagde] / [bedrijf] aan [eiseres] verstrekte constructietekening voor het sluiten van de aanneemovereenkomst (tekening nummer.: S_PLN28_00-S01, d.d. 19-03-2018, productie 10 bij akte overlegging producties, tevens conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres] ) als ook uit de stukken zoals genoemd in de door [eiseres] aan de [gedaagde] gedane prijsaanbieding d.d. 30 augustus 2018, te weten:
-BE5684 aanbestedingsleidraad dd. Juni 2018-BE5684 bestek bestaande uit 4 delen:
>Bestekdeel algemene bepalingen;
>Bouwkundig besteldeel;>Bestekdeel elektrotechnische installaties;>Bestekdeel werktuigbouwkundige installaties;>Tekeningen bouwkundig;>Ruimteafwerkstaten;>Constructietekeningen en berekeningen>Tekeningen installatie E en WTB;
>1e Nota van inlichtingen dd 13-7-2018 incl. bijlagen;>2e Nota van inlichtingen dd. 2-8-2018 inclusief bijlagen
dat er in de kerk twee verschillende soorten prefab betonnen wanden moeten worden geplaatst? Zo ja, waar blijkt dat uit?
2.
Indien het antwoord op de vorige vraag nee is, zijn dan alle in rechtsoverweging 4.5. opgesomde meerwerkposten daarvan het (logische) gevolg en zo ja, waarom? Zo nee, welke niet en waarom niet?
3.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Antwoorden van de deskundige in het eerste deskundigenbericht
2.3.
De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op het concept deskundigenbericht te reageren. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Op 13 oktober 2023 heeft de deskundige zijn deskundigenbericht uitgebracht.
2.4.
De deskundige heeft de vragen van de rechtbank – voor zover van belang - als volgt beantwoord:
“(…)
De indeling van de hoge kerkzaal zoals weergegeven op afbeelding 2 doet, naar de mening van de deskundige, niet direct vermoeden dat de betonwand op as 3 een gelijke vorm zal hebben als de wand op as 8. Meer informatie in die richting geven de bouwkundige plattegrond- en doorsnedetekeningen die door [eiseres] B.V. als productie 21 zijn overlegd. (…) Op de doorsnede (bestek)tekening staat bij doorsnede C-C de eindgevel op as 3 van de hoge kerkzaal getekend met daarin een langwerpig verticaal smal gevelelement. (…) Op de bestektekening met de plattegrond van de verdieping is bij as 3 de horizontale doorsnede van de betonwand te zien met daarin de sparing voor dit gevelelement. Deze sparing is veel smaller dan de getekende sparing in de betonwand op as 8.
Verder is in doorsnede C-C op begane grondniveau een opening in de wand op as 3 getekend die duidt op een dubbele deuropening tussen de kerkzaal en de laagbouw, zie afbeelding 4. Deze sparingen in de betonwand van as 3 zijn van een geheel andere vorm en maatvoering dan de grote sparing in de betonwand bij het podium op as 8. Derhalve volgt uit genoemde stukken dat er geen sprake van twee identieke betonwanden en dus dat er twee verschillende soorten prefab beton wanden moeten worden geplaatst.
Voor zover vorengenoemde bevindingen al niet mogen overtuigen of daar anderzijds iets op af te dingen zou zijn verwijst de deskundige voor een onomstotelijk bewijs dat uit constructietekening nummer: S_PLN28_00-S01, d.d. 19-03-2018 (productie 10) in ieder geval niet volgt dat er in de kerk twee dezelfde prefab betonnen wanden konden worden geplaatst, naar het volgende;
Op deze tekening (productie 10) staat links onder de doorsnede SN-EE getekend op schaal 1:100, zie afbeelding 5 in dit rapport. Dit is een lengtedoorsnede over de kerkzaal en geeft onder andere de assen 3 en 8 weer. Op as 8 staat de wand met een dubbele lijn aangegeven tot de hoogte bovenkant van de boog, zie de gele pijl. Dit gedeelte is niet gearceerd, d.w.z. je ziet ter plekke niet de betonwand doorgesneden maar kijkt tegen de verderop gelegen zijkant (dagkant) van de sparing. Het bovenste dichte gedeelte van de wand is wel gearceerd als aanwezig prefab beton (zie ook het
renvooi). Daar betreft het ‘t dichte gedeelte van de wand wat doorsneden wordt. Op as 3 is op de begane grond een gedeelte van de wand zonder arcering aangegeven, dat is ter plaatse van de deuropening tussen de kerkzaal en de laagbouw, zie de rode pijl. Deze verschillen in arceringen van de betonwanden op as 3 en op as 8 duiden in ieder geval op wanden met verschillende sparingen daarin. Het zijn dus zeker niet twee gelijke wanden.
(…)”
2.5.
De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht voorts overwogen dat niet alleen de omstandigheid dat er twee verschillende betonwanden toegepast moesten
worden in plaats van één, maar ook andere oorzaken het bouwproces kunnen hebben vertraagd.
Reactie van partijen op het deskundigenbericht
2.6.
Partijen hebben bij conclusie na deskundigenbericht als volgt – samengevat –gereageerd op het deskundigenbericht.
2.7.
[eiseres] betoogt dat de onduidelijkheid over de vraag welke betonwanden moesten worden gebruikt een belangrijke, maar niet de enige oorzaak is geweest voor de vertraging in het bouwproces. [eiseres] verwijst naar eerder door haar ingenomen stellingen in deze procedure. Volgens [eiseres] moet aanvullend onderzoek door de deskundige worden verricht naar de causaliteit tussen de verschillende vertragingen in het bouwproces en het door haar gevorderde meerwerk.
2.8.
Uit het deskundigenbericht volgt volgens de [gedaagde] dat de vertraging in de uitvoering van het werk geheel voor rekening en risico van [eiseres] komt. Dat betekent dat alle gevorderde meerwerkposten van [eiseres] uit rechtsoverweging 4.5. van het tussenvonnis van 4 januari 2023 moet worden afgewezen en haar vordering in reconventie voor vergoeding in aanmerking komt.
Beoordeling van de rechtbank
2.9.
Uit het deskundigenbericht blijkt overtuigend dat [eiseres] er niet vanuit mocht gaan dat er sprake was van twee dezelfde betonnen wanden. Op de bestektekeningen is de sparing van de ene betonwand veel smaller dan de sparing van de andere betonwand. Bovendien zijn de vorm en de maatvoering van de sparingen van de betonwanden niet identiek. Ook uit de constructietekening van 19 maart 2018 volgt naar het oordeel van de deskundige dat er geen twee dezelfde betonnen wanden moesten worden geplaatst. Op die constructietekening zijn verschillende arceringen te zien van de betonwanden wat duidt op verschillende sparingen. De toelichting van de deskundige is duidelijk en de rechtbank verenigt zich daarom met de conclusies van de deskundige. De rechtbank oordeelt dat de vertraging in het bouwproces die te maken heeft met de omstandigheid dat er twee verschillende betonwanden toegepast moesten worden in plaats van één voor risico van [eiseres] komt.
2.10.
De [gedaagde] wordt niet gevolgd in haar stelling dat met het deskundigenbericht vast is komen te staan dat de vertraging tijdens het bouwproces geheel voor rekening en risico van [eiseres] komt. De deskundige heeft expliciet overwogen dat niet alleen de omstandigheid dat er twee verschillende betonwanden toegepast moesten worden in plaats van één, maar ook andere oorzaken het bouwproces kunnen hebben vertraagd.
2.11.
Omdat volgens de deskundige mogelijk andere oorzaken het bouwproces hebben vertraagd, heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 17 april 2024 een aanvullend deskundigenbericht bevolen. De deskundige is gevraagd om de volgende vragen, die hij zelf in zijn deskundigenbericht heeft geformuleerd, te beantwoorden:
Antwoorden deskundige aanvullend deskundigenbericht
2.12.
De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op het concept aanvullend deskundigenbericht te reageren. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Op 12 december 2023 heeft de deskundige zijn aanvullend deskundigenbericht uitgebracht.
2.13.
De deskundige heeft de vragen van de rechtbank – voor zover van belang - als volgt beantwoord:
“(…)
In het overzicht “Werkvoorbereiding betonnen wanden” wat zich bevindt onder productie 4 in de door [eiseres] overlegde map 1 “Akte overlegging producties” wordt vermeld dat op 28-05-2019 “tijdens 4e overleg indeling wanden besproken en akkoord bevonden zijn alsmede de schijnlijnen op wand 8”. Uit deze vermelding en in samenhang met de verdere in dit schema opgenomen informatie zou geconcludeerd kunnen worden dat op 28 mei 2019 de (vorm van) schijn lijnen reeds zijn goedgekeurd en dat men daar later op terug gekomen is. Voor het verkrijgen van duidelijkheid hieromtrent zijn door de deskundige op 20 augustus 2024 aan
partijen nadere vragen gesteld. Uit de verkregen reacties hierop is duidelijk geworden dat tijdens dit vierde overleg door [eiseres] gevraagd is of er in de betonwanden schijnlijnen mogen komen d.m.v. houten latjes. Op het toepassen van schijnlijnen is een akkoord gegeven. Er was op dat moment nog geen voorstel van [eiseres] voor de indeling ervan en derhalve is daar op dat moment ook geen goedkeuring voor verkregen. Er is derhalve geen sprake van een eerder goedgekeurde vormgeving waarop door de [gedaagde] later werd teruggekomen.
Conform de opdrachtverstrekking was [eiseres] verantwoordelijk voor de werktekeningen en constructieve berekeningen van de betonwanden. In de periode na 28-05-2019 heeft [eiseres] voorstellen gedaan voor de uitwerking van de wanden en zijn deze besproken met [bedrijf] . Hierbij zijn op verzoek van [eiseres] de zogenaamde “oren” uitgevoerd in beton in plaats van hout. Deze oren werden dus onderdeel van de betonwanden. Op 28-08-2019 (zie bouwverslag no.8) wordt er door [bedrijf] een akkoord gegeven op de vormgeving en indeling van de betonwanden. De sterkteberekeningen en wapeningtekeningen moeten dan nog door [eiseres] vervaardigd worden. Uit het verloop van de besprekingen en de verstrekte (voorstel)tekeningen alsmede de discussie over uitvoering van de schijnlijnen in de periode van 28 mei tot 28 augustus 2019 kan de deskundige niet concluderen dat [bedrijf] tekort geschoten is en derhalve verantwoordelijk zou zijn voor vertragingen. De deskundige baseert dit oordeel op het feit dat:
- contractueel is vastgelegd tussen [eiseres] en de [gedaagde] dat [eiseres] verantwoordelijk is voor het vervaardigen van de werktekeningen.
- [bedrijf] op 15-05-2019 de door [eiseres] gevraagde tekening d.d. 13 mei 2019 aan [eiseres] verstrekt. In de daarop volgende tijd heeft [eiseres] voorstellen gedaan (o.a. wijziging “oren”, indeling wanden, uitvoering schijnlijnen) die door [bedrijf] beoordeeld (goedgekeurd) moesten worden. Zowel de architect als de constructeur hebben telkens binnen bekwame tijd gereageerd op voorstellen van [eiseres] . De door deze partijen gevraagde aanvullende informatie en aanpassingen op de uitwerking, komen de deskundige niet onredelijk en ongebruikelijk voor.
Nadat op 28 augustus 2019 een akkoord is gegeven op de indeling en vormgeving van de betonwanden op as 3 en 8 heeft de verdere constructieve uitwerking van deze
betonwanden door [eiseres] veel tijd in beslag genomen.
Pas op 25-09-2019 worden de sterkteberekeningen door [eiseres] ter controle aan de
constructeur verstrekt, wapening en vormtekening moeten dan nog volgen. Deze vertraging van 3-4 weken wijt [eiseres] aan de interne planning van haar betonfabrikant in verband met vele wijzigingen. Voor zover er al sprake is van (te) vele wijzigingen is dit naar de mening van de deskundige niet aan [bedrijf] of de [gedaagde] te wijten. De wijzigingen vloeiden immers voort uit door [eiseres] gedane uitvoeringsvoorstellen.
Op 01-10-2019 worden de vorm- en wapeningtekeningen door [eiseres] aan [bedrijf] verzonden. Na controles van de ingediende tekeningen en berekeningen door de constructeur moeten er diverse aanpassingen (correcties) worden doorgevoerd. Eerst op 24 oktober 2019 worden de aangepaste tekeningen en berekeningen door [eiseres] aan de constructeur verstrekt. Op 25 oktober 2019 geeft [bedrijf] goedkeuring hierop en kunnen de betonwanden in productie worden genomen.
Gelet op het voorgaande komt de deskundige tot de conclusie dat bij de uitwerking van de betonwanden geen vertraging is opgetreden door tekortkomingen aan de zijde van de [gedaagde] . Uit het dossier is het de deskundige verder niet gebleken dat er andere oorzaken zijn van vertragingen van het bouwproces.
(…)”
Reactie van partijen op het aanvullend deskundigenbericht
2.14.
Partijen hebben bij conclusie na aanvullend deskundigenbericht als volgt gereageerd op het aanvullend deskundigenbericht.
2.15.
[eiseres] kan zich niet verenigen met de conclusies van de deskundige in het aanvullend deskundigenbericht. [eiseres] voert – samengevat – aan dat de ‘oren’ op een betonwand niet op haar verzoek zijn gewijzigd van een uitvoering in hout naar beton, maar dat de [gedaagde] dit heeft verzocht. Daarnaast verwijst [eiseres] naar het bouwverslag van 24 juli 2019 waaruit volgt dat meerwerkpost 4 bij een bespreking van 24 juli 2019 door [bedrijf] is goedgekeurd. De andere gevorderde meerwerkkosten die gerelateerd zijn aan de bouwvertraging moeten daarom ook betaald worden. Tot slot heeft [eiseres] nog aangevoerd dat zij in het deskundigenbericht de verantwoordelijkheid van de [gedaagde] en [bedrijf] mist om tijdig juiste uitgangspunten voor het vervaardigen van de werktekeningen aan te leveren en dat [bedrijf] tijdens het bouwproces met veel wijzigingen is gekomen.
2.16.
De [gedaagde] kan zich vinden in de conclusies van de deskundige. Volgens de [gedaagde] moeten de vorderingen van [eiseres] op basis van de conclusies van de deskundige worden afgewezen.
Beoordeling van de rechtbank
2.17.
Uit het aanvullend deskundigenbericht blijkt overtuigend dat het uitwerken van de betonwanden de enige oorzaak is geweest voor de vertraging in het bouwproces en dat die vertraging niet is opgetreden door tekortkomingen van de [gedaagde] . Zelfs al zou [eiseres] worden gevolgd in haar stelling dat de ‘oren’ in de betonwand op verzoek van de [gedaagde] moesten worden uitgevoerd in beton in plaats van hout, dan wil dat nog niet zeggen dat de bouwvertraging te wijten is aan de [gedaagde] . Uit het deskundigenrapport blijkt immers niet dat dit enkele feit een oorzaak is geweest van bouwvertraging. De deskundige heeft kennelijk uit het e-mailverkeer tussen partijen geconcludeerd dat de wijziging van de ‘oren’ in de betonwand geen vertragende factor is geweest.
2.18.
[eiseres] wordt niet gevolgd in haar stelling dat uit het bouwverslag van 24 juli 2019 blijkt dat meerwerkpost 4, die betrekking heeft op de kosten voor een (nieuwe) betonnen wand, is goedgekeurd. Uit het bouwverslag blijkt dat meerwerkpost 4 tot de
“openstaande meerwerkposten”behoort. In het bouwverslag zijn verschillende andere meerwerkposten aangeduid als
“goedgekeurde meer- en minderwerkopgaven”. Dit geldt niet voor meerwerkpost 4.
2.19.
[eiseres] wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat de [gedaagde] of haar directievoerder niet tijdig de juiste uitgangspunten voor het vervaardigen van de werktekeningen hebben aangeleverd. Zowel de architect als de constructeur hebben volgens de deskundige telkens binnen bekwame tijd gereageerd op voorstellen van [eiseres] . De door de architect of constructeur gevraagde aanvullende informatie en aanpassingen op de uitwerking komen de deskundige niet onredelijk en ongebruikelijk voor.
2.20.
De toelichting van de deskundige is duidelijk en de rechtbank verenigt zich daarom met de conclusies van de deskundige.
Geen bewijsopdracht [eiseres]
2.21.
In haar akte na het aanvullend deskundigenbericht heeft [eiseres] nog verzocht om haar toe te laten in de bewijsopdracht die in het tussenvonnis van 4 januari 2023 aan haar gegeven is. Zij wenst te worden toegelaten om te bewijzen dat de [gedaagde] heeft ingestemd met meerwerkposten 4 en 12 en in welke mate de vertraging in het bouwproces aan de [gedaagde] of [bedrijf] is toe te rekenen. Zij wil dat bewijs leveren door het horen van getuigen.
2.22.
De rechtbank verwerpt het verzoek van [eiseres] om nog te worden toegelaten tot het leveren van bewijs. De rechtbank achtte zich in het tussenvonnis van 4 januari 2023 onvoldoende voorgelicht om te beoordelen voor wiens risico de gestelde onduidelijkheid over de betonnen wanden moest komen. In het tussenvonnis van 17 april 2024 achtte de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht om te beoordelen of er mogelijk andere oorzaken hebben geleid tot de vertraging in het bouwproces. Voor die vragen heeft de rechtbank een deskundigenbericht en een aanvullend deskundigenbericht bevolen. De deskundige heeft antwoord gegeven op de vraag of de door [eiseres] gevorderde meerwerkkosten die te maken hebben met vertraging in het bouwproces terecht bij de [gedaagde] in rekening zijn gebracht. [eiseres] heeft op beide concept deskundigenrapporten kunnen reageren en zij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. De deskundige heeft geen aanleiding gezien om zijn rapporten vanwege de opmerkingen van [eiseres] aan te passen. De rechtbank heeft zich verenigd met de conclusie van de deskundige. [eiseres] wordt daarom niet in de gelegenheid gesteld om de inhoud van het deskundigenbericht door het horen van getuigen te betwisten.
Conclusie
2.23.
De meerwerkposten die door [eiseres] zijn gevorderd die volgens haar te maken hebben met vertragingen van het bouwproces zullen worden afgewezen.
2.24.
In het tussenvonnis van 4 januari 2023 is geoordeeld dat de overige vordering van [eiseres] voor meerwerk voor een bedrag van € 29.598,21 zal worden toegewezen. In het tussenvonnis van 4 januari 2023 is niet geoordeeld over de gevorderde wettelijke handelsrente. De wettelijke handelsrente zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf 14 dagen na de dag van de betekening van de dagvaarding. Hiertegen is geen specifiek verweer gevoerd.
Proceskosten
2.25.
[eiseres] is gezien de omvang van haar vordering in relatie tot het toegewezen bedrag grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
4.200,00
- salaris advocaat
10.506,00
(3 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
14.884,00
Uitvoerbaar bij voorraad
2.26.
De veroordelingen in conventie worden, zoals gevorderd, uitvoerbaard bij voorraad verklaard. Hiertegen is geen verweer gevoerd.
in reconventie
Minderwerk
2.27.
In het tussenvonnis van 4 januari 2023 is geoordeeld dat de vordering van de [gedaagde] voor minderwerk voor een bedrag van € 3.329,48 zal worden toegewezen. In het tussenvonnis van 4 januari 2023 is niet geoordeeld over de gevorderde wettelijke handelsrente. De wettelijke handelsrente zal, zoals subsidiair gevorderd, worden toegewezen vanaf de datum van de eis in reconventie. Voor een eerdere ingangsdatum heeft de [gedaagde] niets gesteld.
Schadevergoeding
2.28.
De [gedaagde] vordert een bedrag aan schadevergoeding van € 109.169,00 dat is opgebouwd uit opslagkosten, bouwbegeleiding en financierings- en beheerskosten vanwege overschrijding van de overeengekomen bouwtijd. In het tussenvonnis van 4 januari 2023 heeft de rechtbank overwogen dat voor de inhoudelijke beoordeling van deze kosten een deskundige zal worden ingeschakeld. Voordat toegekomen wordt aan de vraag of de [gedaagde] recht heeft op schadevergoeding, zal eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van overschrijding van de overeengekomen bouwtijd.
Wat hebben partijen afgesproken over de oplevertermijn?
2.29.
Artikel 8.2 van de aannemingsovereenkomst bepaalt dat het werk opgeleverd moet worden binnen 250
“werkbare werkdagen vanaf het gereedkomen van het heiwerk”.
2.30.
Het begrip
“werkbare werkdag”is niet in de aannemingsovereenkomst gedefinieerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het in de bedrijfstak gebruikelijk dat tijdens de bouwvak een sluiting van vier weken in acht genomen wordt en rond de kerst een sluiting van twee weken (zie ook RvA Bouw 18 september 2012, 71.788). Uit de stellingen van partijen over de overeengekomen oplevertermijn volgt ook dat zij met die zes weken per jaar en de weekenden rekening hebben gehouden.
Partijen zijn een verlenging van de bouwtijd overeengekomen
2.31.
Volgens [eiseres] zijn partijen in de bouwvergadering van 28 augustus 2019 overeengekomen dat de termijn voor de bouwtijd pas begint na het plaatsen van de betonnen wanden. [eiseres] verwijst naar de notulen van de bouwvergadering van 28 augustus 2019. De [gedaagde] heeft dat betwist. Volgens de [gedaagde] wordt in de notulen alleen geschreven wat tijdens een bouwvergadering wordt gezegd. De opmerking in de notulen over de bouwtijd is volgens de [gedaagde] daarom geen afspraak waar tussen partijen overeenstemming over bestaat.
2.32.
In de notulen van de bouwvergadering van 28 augustus 2019, die zijn opgesteld door [bedrijf] , staat bij aanvullingen van [eiseres] :
“nieuwe termijn start bouwtijd na plaatsen betonnen wanden”. De [gedaagde] is tijdens die bouwvergadering vertegenwoordigd door medewerkers van [bedrijf] . Ook als de [gedaagde] wordt gevolgd in haar stelling dat er in de notulen alleen staat opgeschreven wat partijen hebben verklaard, volgt uit de notulen dat de [gedaagde] tijdens de bouwvergadering geen bezwaar heeft gemaakt tegen het op een later moment starten van de bouwtijd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de [gedaagde] verklaard dat zij na ontvangst van de notulen ook niet heeft aangegeven dat zij het niet met de notulen eens was. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het voorgaande dat partijen overeengekomen zijn dat de bouwtijd zou beginnen na het plaatsen van de betonnen wanden.
De bouwtijd is niet overschreden
2.33.
[eiseres] heeft onbetwist gesteld dat de betonnen wanden op 17 januari 2020 zijn geplaatst.
2.34.
Het is tussen partijen niet in geschil dat het werk op 15 februari 2021 is opgeleverd. Tussen 17 januari 2020 en 15 februari 2021 zijn geen 250 werkbare werkdagen verstreken. Dat betekent dat het werk niet te laat is opgeleverd. De vorderingen van de [gedaagde] tot schadevergoeding zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
2.35.
De [gedaagde] wordt in reconventie grotendeels in het ongelijk gesteld. Om die reden worden de door haar gevorderde proceskosten afgewezen en zal zij in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld.
2.36.
De kosten aan de zijde van [eiseres] in reconventie worden begroot op € 8.142,00 (3 punten x tarief € 2.714,00) aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
2.37.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.38.
De veroordelingen in reconventie worden, zoals gevorderd, uitvoerbaard bij voorraad verklaard. Hiertegen is geen verweer gevoerd.
in conventie en in reconventie
Kosten deskundige
2.39.
Met verwijzing naar rechtsoverweging 4.25. uit het tussenvonnis van 4 januari 2023 is de deskundige ingeschakeld vanwege de door [eiseres] in conventie gevorderde meerwerkposten die betrekking hebben op de (gevolgen van de late levering van de) betonnen wanden en vanwege de door de [gedaagde] in reconventie gevorderde schadevergoeding. Die vorderingen van partijen zijn in conventie en in reconventie afgewezen.
2.40.
Partijen hebben ieder de helft van het voorschot van het deskundigenbericht en het aanvullend deskundigenbericht betaald. Uiteindelijk zijn de deskundigenrapporten niet relevant geweest voor de beoordeling van de vorderingen van de [gedaagde] in reconventie, omdat haar vorderingen tot betaling van schadevergoeding worden afgewezen vanwege het feit dat de overeengekomen bouwtijd niet is overschreden. De deskundigenrapporten zijn wel nodig geweest voor de beoordeling van de vorderingen van [eiseres] in conventie. Omdat de vorderingen van [eiseres] in conventie grotendeels worden afgewezen, zal [eiseres] worden veroordeeld in de kosten van de deskundigenrapporten. De [gedaagde] heeft voor het eerste deskundigenbericht en het aanvullend deskundigenbericht een voorschot betaald van respectievelijk € 1.518,55 en € 4.259,20. [eiseres] wordt daarom veroordeeld om een bedrag van € 5.777,75 aan de [gedaagde] te betalen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt de [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 29.598,21, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 21 augustus 2021, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 14.884,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
3.3.
veroordeelt [eiseres] om aan de [gedaagde] te betalen een bedrag van € 3.329,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 24 november 2021, tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten van € 8.320,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
veroordeelt de [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt [eiseres] om aan de [gedaagde] te betalen een bedrag van € 5.777,75,
3.7.
verklaart de veroordelingen in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.