In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde sub 1] BV voor de overname van een lunchzaak. Eiser stelt dat de verkoper tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de (indirect) bestuurders van de verkoper onrechtmatig hebben gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door de verkoper niet is komen vast te staan. Het enkele feit dat in de koopovereenkomst is opgenomen dat de verkoper verplicht is het salaris van haar personeel te betalen tot het moment van overname, betekent niet dat de bestuurders van de verkoper aansprakelijk kunnen worden gesteld op grond van de Beklamel-norm. De vorderingen van eiser zijn grotendeels afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 3 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 november 2024. Tijdens deze behandeling heeft eiser zijn eis willen wijzigen, maar dit werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen, waaronder de vordering tot betaling van pintransacties en salaris van personeel. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat [gedaagde sub 1] BV moet betalen voor een bedrag van € 1.035,06 aan eiser, omdat dit bedrag betrekking heeft op een schuld die voor de levering is ontstaan. De vordering van eiser tot betaling van achterstallig onderhoud en ongediertebestrijding is afgewezen, evenals zijn nevenvorderingen. Eiser is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.