ECLI:NL:RBMNE:2025:1098

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11407968 UC EXPL 24-7757
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen verstekvonnis inzake loonvordering en reiskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een loonvordering van [geopposeerde] tegen [opposant], waarbij [opposant] in eerste instantie niet op de dagvaarding heeft gereageerd, wat leidde tot een verstekvonnis op 10 april 2024. [geopposeerde] vorderde achterstallig loon, een reiskostenvergoeding, een onregelmatigheidstoeslag en betaling voor overuren. Na het verstekvonnis heeft [opposant] verzet aangetekend, maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2025. De kantonrechter oordeelde dat het verzet niet slaagde, omdat [opposant] de vorderingen van [geopposeerde] onvoldoende had weersproken. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geopposeerde] toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en [opposant] veroordeeld tot het verstrekken van correcte loonstroken en een eindafrekening. De proceskosten zijn voor rekening van [opposant].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11407968 \ UC EXPL 24-7757
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[opposant] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in de verzetprocedure,
oorspronkelijk gedaagde partij,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: Legalec Nederland B.V.,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de verzetprocedure,
oorspronkelijk eisende partij,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de oorspronkelijke dagvaarding van 9 januari 2024 met producties;
  • het verstekvonnis van 10 april 2024 (met zaaknummer 10884591 UC EXPL 24-453; hierna: het verstekvonnis);
  • de verzetdagvaarding van 7 november 2024 (aan te merken als de conclusie van antwoord);
  • de akte vermeerdering van eis van [geopposeerde] , ontvangen op 30 januari 2025;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling van 11 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waar [geopposeerde] een leesbare versie van haar arbeidsovereenkomst heeft overgelegd.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling was [geopposeerde] aanwezig, samen met
mr. Roest Crollius. Van de zijde van [opposant] is niemand verschenen. Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[geopposeerde] is in de periode van 1 maart 2023 tot en met 25 augustus 2023 in dienst geweest bij [opposant] in de functie van [functie] . Volgens [geopposeerde] heeft [opposant] niet voldaan aan haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst (met bijbehorende cao), omdat [geopposeerde] niet alle loonstroken heeft ontvangen en [geopposeerde] ook niet volledig is betaald. Daarom heeft [geopposeerde] in de oorspronkelijke dagvaarding aanspraak gemaakt op afgifte van loonstroken en op betaling van het achterstallig loon, een reiskostenvergoeding, een onregelmatigheidstoeslag en van haar overuren. [opposant] heeft niet gereageerd op de dagvaarding, zodat er een verstekvonnis tegen haar is uitgesproken. Op 7 november 2024 is [opposant] tegen het verstekvonnis in verzet gekomen en voert zij (alsnog) verweer tegen de vorderingen van [geopposeerde] .
2.2.
De kantonrechter komt hierna tot de conclusie dat het verzet van [opposant] tegen het verstekvonnis niet slaagt en dat daarom de vorderingen van [geopposeerde] toewijsbaar zijn. Ze zijn onvoldoende weersproken door [opposant] . Ook de vermeerdering van eis, die [geopposeerde] heeft ingediend, is toewijsbaar.

3.De beoordeling

[opposant] is op tijd in verzet gekomen tegen het verstekvonnis
3.1.
[opposant] is op tijd in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. De termijn van vier weken voor het instellen van verzet gaat lopen op de dag na de dag van betekening van het verstekvonnis, tenzij eerder door een daad van bekendheid van de veroordeelde blijkt dat hij bekend is met het verstekvonnis of dat het verstekvonnis eerder ten uitvoer wordt gelegd (artikel 143 Rv). [opposant] heeft gemotiveerd gesteld dat het verstekvonnis op
14 oktober 2024 op het kantoor van [opposant] is betekend, zodat zij op dat moment bekend is geworden met het verstekvonnis. [geopposeerde] heeft dit niet weersproken. Het staat daarom vast dat [opposant] met het uitbrengen van de verzetdagvaarding op 7 november 2024 op tijd (namelijk binnen die vier weken) in verzet is gekomen.
[opposant] is op de mondelinge behandeling van 11 februari 2025 niet verschenen
3.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. [opposant] is, hoewel daartoe opgeroepen via haar rolgemachtigde, niet verschenen. Op grond van artikel 88 Rv kan de kantonrechter uit het niet-verschijnen ter terechtzitting de gevolgtrekking maken die zij geraden acht. In dit geval verbindt de kantonrechter aan dit niet-verschijnen van [opposant] op de zitting de gevolgtrekking dat de nadere stellingen van [geopposeerde] als onweersproken worden aangemerkt.
[opposant] is aan [geopposeerde] achterstallig loon over mei en augustus 2023 verschuldigd
3.3.
De vordering van [geopposeerde] van € 2.215,07 (netto) ziet op achterstallig loon van € 100,00 voor de maand mei 2023 en op achterstallig loon van € 2.115,07 voor de maand augustus 2023. Allereerst is het loon van mei 2023 toewijsbaar. Uit het gevoerde verweer van [opposant] volgt een bevrijdend verweer, namelijk dat zij het loon over deze maand (conform de loonstrook) heeft betaald aan [geopposeerde] . Kort gezegd betekent dit dat [opposant] feiten en omstandigheden moet aanvoeren ter onderbouwing van haar stelling dat het volledige loon over de maand mei 2023 is betaald. [geopposeerde] heeft tijdens de mondelinge behandeling (opnieuw) weersproken dat zij volledig is betaald. [opposant] is niet verschenen op de mondelinge behandeling en heeft daarmee haar verweer niet nader gemotiveerd onderbouwd met feiten en omstandigheden. Dit betekent dat de stelling van [opposant] voldoende is weerlegd door [geopposeerde] , zodat het bevrijdend verweer van [opposant] niet slaagt. De kantonrechter wijst daarom de oorspronkelijke loonvordering van [geopposeerde] over de maand mei 2023 toe.
3.4.
[opposant] is ook het loon van augustus 2023 verschuldigd. Op grond van artikel 7:628 BW is de werkgever verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. [opposant] heeft slechts in het algemeen gesteld dat [geopposeerde] in de maand augustus 2023 niet heeft gewerkt. Dat is onvoldoende om geen loon te betalen. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld door [opposant] op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid voor rekening van [geopposeerde] moet komen. Bovendien heeft [geopposeerde] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij in die maand met vakantie was en dat zij aan het einde van haar vakantie aan [opposant] heeft laten weten dat haar vader was gevallen en dat zij daarom pas later in Nederland terug was. [opposant] heeft daar op dat moment geen probleem van gemaakt.
3.5.
Het voorgaande betekent dat de loonvordering van [geopposeerde] van € 2.215,07 netto toewijsbaar is. Tegen de hoogte van deze loonvordering is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid ervan. De loonvordering is berekend als een nettobetaling, maar toegewezen zal worden dat [opposant] wordt veroordeeld tot betaling van het bruto equivalent van € 2.215,07 netto. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt namelijk dat een veroordeling tot betaling van loon ziet op het bedrag van het brutoloon.
[opposant] is aan [geopposeerde] een reiskostenvergoeding verschuldigd
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling van 11 februari 2025 heeft [geopposeerde] een leesbare versie van de arbeidsovereenkomst tussen haar en [opposant] overgelegd, aangezien productie 1 bij de oorspronkelijke dagvaarding voor de kantonrechter niet leesbaar was. De kantonrechter stelt vast dat uit artikel 10 van de arbeidsovereenkomst volgt dat [geopposeerde] recht heeft op een onkostenvergoeding voor de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van de functie. Ook staat in de arbeidsovereenkomst: “
De gemaakte kilometers met betrekking tot bezoeken voor werk verkeer worden voor € 0,28 cent per kilometer vergoed.” Dit betekent dat [geopposeerde] recht heeft op een kilometervergoeding van € 0,28 cent per kilometer en niet, zoals [opposant] aanvoert, op een vergoeding van € 0,21 cent per kilometer. Dit standpunt van [opposant] wordt daarom gepasseerd.
3.7.
Vervolgens heeft [geopposeerde] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [opposant] geen gebruik maakte van een online omgeving waarin het aantal gereden kilometers kon worden geregistreerd en dat zij daarom tijdens het dienstverband telkens per WhatsAppbericht het aantal gereden kilometers per maand opgaf bij [opposant] . Ook heeft [geopposeerde] toegelicht dat zij keer op keer heeft gevraagd om betaling van de kilometervergoeding. Over het aantal kilometers heeft [geopposeerde] nog toegelicht dat zij het aantal kilometers heeft opgeschreven in een overzicht, dat als productie 10 bij de oorspronkelijke dagvaarding is overgelegd. Deze stellingen van [geopposeerde] heeft [opposant] niet meer weersproken, aangezien zij niet is verschenen op de mondelinge behandeling. Dat er in april 2023 geen reiskosten zijn opgegeven, heeft [geopposeerde] met haar toelichting voldoende weersproken. Dat geldt ook voor de stelling van [opposant] dat er in juli verlof is opgenomen en [geopposeerde] daarom ook die maand geen reiskosten heeft gehad. Ook die stelling heeft [geopposeerde] voldoende weersproken met haar toelichting.
Daarnaast heeft [opposant] (als bevrijdend verweer) gesteld dat de reiskosten over de maanden maart, mei en juni 2023 zijn betaald tegen een tarief van € 0,21 cent per kilometer. Daarvoor geldt allereerst dat [opposant] heeft gerekend met een te lage kilometervergoeding, gelet op artikel 10 van de arbeidsovereenkomst. Maar bovenal heeft [opposant] haar stelling dat er al is betaald aan [geopposeerde] niet onderbouwd met betalingsbewijzen, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Zij moet immers de feiten en omstandigheden aanvoeren ter onderbouwing van haar bevrijdend verweer dat er al is betaald. Omdat zij dat niet heeft gedaan, slaagt haar verweer niet.
3.8.
Het voorgaande betekent dat [opposant] de vordering van [geopposeerde] onvoldoende heeft weersproken. Dit betekent dat de vordering van [geopposeerde] betreffende de reiskostenvergoeding toewijsbaar is. De kantonrechter wijst daarom toe een bedrag van € 1.349,60 netto aan reiskostenvergoeding.
Op grond van de toepasselijke cao is [opposant] aan [geopposeerde] een onregelmatigheidstoeslag verschuldigd
3.9.
Uit de arbeidsovereenkomst volgt dat op die arbeidsovereenkomst de cao Verpleeg- Verzorgingshuizen en Thuiszorg van toepassing is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [geopposeerde] toegelicht dat zij niet aan [opposant] hoefde door te geven welke dagen zij werkte, omdat sprake was van een vast werkrooster. Zij werkte op woensdagochtend- en avond, donderdagavond, vrijdagavond en zondagochtend- en avond. Ook is toegelicht dat voor de ochtenden en avonden op basis van de toepasselijke cao een extra toeslag op haar loon gold. Met deze nadere toelichting, die niet is weersproken, heeft [geopposeerde] voldoende gesteld dat zij werkzaamheden heeft verricht op tijdstippen waarvoor op grond van de cao een toeslag gold. Dat zij slechts reguliere uren heeft gewerkt, zoals [opposant] aanvoert, is daarmee niet komen vast te staan. Bovendien blijkt uit de toepasselijke cao dat [geopposeerde] recht heeft op deze onregelmatigheidstoeslag op basis van haar vaste werkrooster. Het is daarom geen vereiste om die uren bij [opposant] te registreren en te declareren. Ook daarin wordt [opposant] niet gevolgd in haar standpunt. [opposant] is daarom aan [geopposeerde] een onregelmatigheidstoeslag verschuldigd. De hoogte van de berekende onregelmatigheidstoeslag heeft [opposant] niet betwist, zodat dit bedrag van € 3.425,58 bruto zal worden toegewezen.
[opposant] is aan [geopposeerde] haar gewerkte overuren verschuldigd
3.10.
[geopposeerde] maakt aanspraak op betaling van 62 overuren. Voor zover [opposant] deze vordering betwist met de stelling dat in september 2023 alle resterende uren aan [geopposeerde] zijn uitbetaald, levert dat geen afwijzing van uitbetaling van de overuren op. [geopposeerde] heeft namelijk onweersproken toegelicht tijdens de mondelinge behandeling dat zij in september 2023 in het geheel geen betaling van [opposant] meer heeft ontvangen. [opposant] heeft deze vordering niet op andere wijze betwist, zodat ook betaling van overuren van € 1.258,60 bruto zal worden toegewezen.
[opposant] is de wettelijke verhoging verschuldigd aan [geopposeerde]
3.11.
Omdat [opposant] niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichting heeft voldaan,
is zij ook de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW verschuldigd. Aangezien er geen verweer tegen is gevoerd, zal de wettelijke verhoging over het achterstallig loon worden toegewezen. De wettelijke verhoging is verschuldigd over het (toewijsbare) bruto equivalent van € 2.215,07 netto. [geopposeerde] heeft de wettelijke verhoging berekend over het nettoloon van € 2.215,07. Daarom moet zij deze wettelijke verhoging opnieuw berekenen. Ook tegen de gevorderde wettelijke verhoging over de onregelmatigheidstoeslag en de overuren is geen verweer gevoerd. Daarom zal ook een bedrag van € 2.342,09 bruto worden toegewezen.
Afgifte van correcte loonstroken en een correcte eindafrekening
3.12.
[opposant] heeft bij haar verzetdagvaarding loonstroken overgelegd van de maanden maart 2023 tot en met augustus 2023 en een eindafrekening van september 2023.
Zodoende meent zij dat [geopposeerde] geen belang meer heeft bij haar vordering tot het verstrekken van loonstroken over de maanden maart, juni, juli en augustus 2023 en tot het verstrekken van een eindafrekening van het dienstverband (in september 2023). Tijdens de mondelinge behandeling heeft [geopposeerde] gesteld dat deze door [opposant] overgelegde loonstroken niet correct zijn. Zo staat er een kilometervergoeding vermeld tegen een onjuist tarief en vermeldt de loonstrook van de maand augustus 2023 een bedrag van € 0,00 aan loon. Bovendien ontbreken er de overuren, de overige reiskostenvergoeding en de onregelmatigheidstoeslag. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, [opposant] gehouden is om loonstroken en een eindafrekening te overleggen, die overeenkomen met wat er nog aan [geopposeerde] moet worden betaald. De vordering van [geopposeerde] zal daarom worden toegewezen. De termijn voor afgifte van de loonstroken en de eindafrekening stelt de kantonrechter op een redelijke termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.13.
[opposant] meent dat [geopposeerde] geen belang heeft bij toewijzing van een dwangsom op het verstrekken van de loonstroken en de eindafrekening, maar de kantonrechter volgt dat niet. Uit de opstelling van [opposant] leidt de kantonrechter af dat [opposant] niet voldoet aan haar verplichtingen die voortvloeien uit de geëindigde arbeidsovereenkomst en de toepasselijke cao. Daarom bestaat er voldoende reden om aan het verstrekken van de loonstroken en de eindafrekening een dwangsom te verbinden. Aan deze dwangsom zal een maximum worden verbonden zoals in de beslissing is vermeld.
De vordering tot betaling van de eindafrekening is niet toewijsbaar
3.14.
[geopposeerde] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij de eindafrekening,
waarvan na de verzetdagvaarding bekend is geworden dat dit een bedrag is van € 1.182,98, niet betaald heeft gekregen. Volgens haar gemachtigde impliceert de vordering om [opposant] te veroordelen tot het verstrekken van correcte loonstroken alsmede een correcte eindafrekening van het dienstverband ook dat gevorderd wordt de eindafrekening te betalen. Maar dat is niet het geval. Die vordering, waar de gemachtigde op doelt, ziet namelijk op het verstrekken van loonstroken en een eindafrekening. Dit betekent dat enkel wordt gevorderd om de specificatie van de loonstroken en de eindafrekening te overhandigen. Dat is niet hetzelfde als een vordering tot betaling van de eindafrekening.
Voor zover de toelichting als een vermeerdering van eis moet worden aangemerkt overweegt de kantonrechter als volgt. Een eiswijziging in dit stadium, waarbij [opposant] niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling, is in strijd met de goede procesorde en wordt om die reden bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.
De kantonrechter merkt hier overigens over op dat hieruit niet kan worden afgeleid dat [opposant] het bedrag van de eindafrekening niet aan [geopposeerde] is verschuldigd.
De wettelijke rente
3.15.
[geopposeerde] maakt aanspraak op de wettelijke rente over het achterstallig loon, de onregelmatigheidstoeslag en de overuren. Deze gevorderde wettelijke rente, die tot
14 december 2023 is berekend op een bedrag van € 146,23, is toewijsbaar.
Daarnaast maakt [geopposeerde] aanspraak op de wettelijke rente over de verschenen rente van € 146,23. Op grond van artikel 6:119 BW is wettelijke rente over verschenen rente eerst verschuldigd na verloop van een jaar. [geopposeerde] heeft niet duidelijk gemaakt welk deel van de gevorderde rente al over een vol jaar verschuldigd is ten tijde van de oorspronkelijke dagvaarding. Daarom is de gevorderde wettelijke rente over de verschenen rente vanaf
18 december 2023 niet toewijsbaar.
3.16.
[geopposeerde] maakt ook aanspraak op de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 11 februari 2025. Deze gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing weergegeven, omdat er geen verweer tegen is gevoerd.
[opposant] moet een correcte bruto-netto berekening verstrekken aan [geopposeerde] over de toewijsbare bedragen
3.17.
Tot slot vordert [geopposeerde] om [opposant] te veroordelen aan haar te verstrekken een correcte bruto-netto berekening over het achterstallig loon, de reiskostenvergoeding, de onregelmatigheidstoeslag, de overuren en de berekende wettelijke rente.
Ook heeft [geopposeerde] overlegging gevorderd van een correcte bruto-netto specificatie van de betaling van de wettelijke verhoging. De kantonrechter begrijpt dat hiermee is bedoeld een bruto-netto berekening, zoals [geopposeerde] dat ook vordert over de andere posten.
Dit zal worden toegewezen, omdat er geen verweer tegen is gevoerd.
Het verstekvonnis zal worden vernietigd vanwege de gewijzigde vordering
3.18.
Hiervoor is overwogen dat de vorderingen van [geopposeerde] , zoals deze oorspronkelijk zijn ingesteld, toewijsbaar zijn. De ingestelde verzetprocedure van [opposant] leidt er daarom in beginsel niet toe dat het verstekvonnis moet worden vernietigd. Omdat [geopposeerde] echter in deze verzetprocedure haar oorspronkelijke vordering heeft vermeerderd en gewijzigd is het verstekvonnis, zoals dat is gewezen op 10 april 2024, niet volledig. Daarom zal dit verstekvonnis toch worden vernietigd en zal de kantonrechter opnieuw beslissen.
[opposant] moet de proceskosten betalen
3.19.
[opposant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief
nakosten) betalen. Omdat [geopposeerde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [opposant] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten (van de verstekprocedure én de verzetprocedure) van [geopposeerde] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- informatiekosten
3,45
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
Totaal
903,45
Uitvoerbaar bij voorraad
3.20.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het verstekvonnis van 10 april 2024 (met zaaknummer 10884591 UC EXPL 24-453);
4.2.
veroordeelt [opposant] om aan [geopposeerde] binnen twee weken na betekening van dit vonnis correcte loonstroken over maart 2023, juni 2023, juli 2023 en augustus 2023 te verstrekken en een correcte eindafrekening van het dienstverband, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [opposant] daarmee in gebreke blijft, totdat een maximum van € 2.500,00 is bereikt;
4.3.
veroordeelt [opposant] om aan [geopposeerde] te betalen:
I. het bruto equivalent van € 2.215,07 netto aan achterstallig salaris over de maand mei 2023 en augustus 2023;
II. € 1.349,60 netto aan reiskostenvergoeding;
III. € 3.425,58 bruto aan de onregelmatigheidstoeslag;
IV. € 1.258,60 bruto aan de overuren;
V. de wettelijke verhoging van 50% over het bruto equivalent van € 2.215,07 netto;
VI. € 2.342,09 bruto aan wettelijke verhoging over de onregelmatigheidstoeslag en de overuren;
VII. € 146,23 aan wettelijke rente;
VIII. de wettelijke rente over de onder I. tot en met IV. genoemde bedragen vanaf
18 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
IX. de wettelijke rente over de onder V. en VI. genoemde bedragen vanaf
11 februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [opposant] om aan [geopposeerde] te verstrekken een correcte bruto-netto berekening over de onder 4.3. genoemde bedragen;
4.5.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten van de verstek- en verzetprocedure van € 903,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.