In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben partijen, die in 2019 in Marokko zijn getrouwd, in 2023 hun echtscheiding in Marokko laten uitspreken. Gedurende het huwelijk woonde gedaagde in Nederland, terwijl eiseres in Marokko verbleef. Eiseres, hoogzwanger, heeft zich met hulp van de politie toegang verschaft tot de woning van gedaagde in Nederland. Beide partijen claimen het huurrecht op deze woning. Gedaagde heeft in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat eiseres zijn spullen uit de woning moet afgeven indien het huurrecht aan haar wordt toegekend. De kantonrechter heeft, mede gelet op de belangen van hun zoon, het huurrecht aan eiseres toegekend. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden voor beraad van partijen. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling waarbij beide partijen aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen recht hebben op het huurrecht, maar heeft uiteindelijk de belangen van de zoon zwaarder laten wegen, wat heeft geleid tot de toekenning van het huurrecht aan eiseres. De proceskosten worden gecompenseerd, en de zaak is aangehouden voor beraad over de subsidiaire vordering van gedaagde.