ECLI:NL:RBMNE:2025:1089
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek ongegrond wegens gebrek aan objectieve vrees voor vooringenomenheid
Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld van verzoekster, die mr. M.E. Heinemann had gewraakt. Verzoekster vreesde dat de rechter niet objectief zou zijn in de behandeling van haar kortgedingprocedure, waarin zij de executie van een eerdere beschikking wilde schorsen. De rechter had in een eerdere zaak beslissingen genomen die verzoekster niet bevielen, en zij stelde dat hij haar belangen niet voldoende had meegewogen, met name haar zwangerschap en de financiële situatie van haar ex-partner. Tijdens de zitting op 11 maart 2025 werd het wrakingsverzoek openbaar behandeld, waarbij zowel verzoekster als de rechter aanwezig waren. De rechter had voorafgaand aan de zitting een schriftelijke reactie ingediend en was niet akkoord gegaan met de wraking. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij een zaak met samenhangende thema's, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter een grote vrijheid heeft in de motivering van zijn beslissingen en dat een onjuiste of gebrekkige motivering op zich geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om het proces-verbaal van deze beslissing toe te sturen aan de betrokken partijen. De procedure van verzoekster met zaaknummer 589586 / KG ZA 25-76 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.