ECLI:NL:RBMNE:2025:1087
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek van verzoekster tegen de leden van de wrakingskamer in een civiele procedure
In deze zaak heeft verzoekster op 4 maart 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de wrakingskamer, nadat zij eerder drie wrakingsverzoeken had ingediend tegen dezelfde rechter in een bodemprocedure. De wrakingskamer heeft op 6 maart 2025 besloten dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is en heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat de gewraakte rechter niet verplicht was om op alle onderdelen van het eerdere wrakingsverzoek te reageren, en dat het ontbreken van een reactie op alle punten geen reden voor wraking vormt. Verzoekster had het idee dat de rechter partijdig was, omdat deze niet op alle argumenten inging, maar de wrakingskamer heeft vastgesteld dat dit niet objectief gerechtvaardigd was. Bovendien heeft de wrakingskamer een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster, omdat zij al drie keer een wrakingsverzoek had ingediend dat niet gegrond was verklaard, wat leidde tot onredelijke vertraging in de behandeling van de bodemprocedure. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.