ECLI:NL:RBMNE:2025:1087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
589704 / HA RK 25-42
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoekster tegen de leden van de wrakingskamer in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 4 maart 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de wrakingskamer, nadat zij eerder drie wrakingsverzoeken had ingediend tegen dezelfde rechter in een bodemprocedure. De wrakingskamer heeft op 6 maart 2025 besloten dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is en heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat de gewraakte rechter niet verplicht was om op alle onderdelen van het eerdere wrakingsverzoek te reageren, en dat het ontbreken van een reactie op alle punten geen reden voor wraking vormt. Verzoekster had het idee dat de rechter partijdig was, omdat deze niet op alle argumenten inging, maar de wrakingskamer heeft vastgesteld dat dit niet objectief gerechtvaardigd was. Bovendien heeft de wrakingskamer een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster, omdat zij al drie keer een wrakingsverzoek had ingediend dat niet gegrond was verklaard, wat leidde tot onredelijke vertraging in de behandeling van de bodemprocedure. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 589704 / HA RK 25-42
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 6 maart 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 4 maart 2025 een verzoek ingediend om de wrakingskamer te wraken in de zaak met zaaknummer 589334 / HA RK 25-33 (de hoofdzaak).
1.2.
Verzoekster heeft al eerder drie wrakingsverzoeken tegen dezelfde rechter in de zaak met zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 (hierna: de bodemprocedure) ingediend. Het eerste wrakingsverzoek is op 18 februari 2025 door de wrakingskamer ongegrond verklaard. Verder is verzoekster in het tweede verzoek op 25 februari 2025 niet-ontvankelijk verklaard en op 4 maart 2025 is zij ook in haar derde wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft verzoekster in de beslissing van 4 maart 2025 ook een wrakingsverbod opgelegd in de bodemprocedure. Vervolgens heeft verzoekster diezelfde dag een wrakingsverzoek ingediend gericht tegen de leden van de wrakingskamer die de beslissing hebben genomen op 4 maart 2025.
1.3.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
In de beslissing van 4 maart 2025 heeft de wrakingskamer geoordeeld dat de rechter in de bodemprocedure niet hoefde te reageren op alle onderdelen van het eerste wrakingsverzoek van verzoekster van 1 februari 2025. Dat de rechter in haar reactie niet op alle onderdelen heeft gereageerd was naar het oordeel van de wrakingskamer daarom geen reden voor wraking.
2.2.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek gericht tegen de leden van de wrakingskamer ingediend om de volgende redenen. Een wrakingsverzoek is bedoeld om de onpartijdigheid van de behandelend rechter te toetsen. Als de behandelend rechter zelf bepaalt welke argumenten in het wrakingsverzoek relevant genoeg zijn om op te reageren, vat verzoekster dat op als een strategie om bepaalde bezwaren te omzeilen. Dit wekt de indruk dat de rechter iets te verbergen heeft en dat de procedure niet volledig eerlijk verloopt bij het wrakingsverzoek, vanwege machtsongelijkheid. De wrakingskamer is er juist om te beoordelen of de rechter partijdig is of niet. Als de leden van de wrakingskamer zonder verdere onderbouwing beslissen dat het niet nodig is om op alle punten in te gaan, versterken zij de schijn van partijdigheid. Dit kan een reden zijn om hen op hun beurt te wraken, omdat ze niet voldoende onafhankelijk lijken te handelen.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij/zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij/zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij/zij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
3.3.
Op grond van het Wrakingsprotocol Rechtbank Midden-Nederland [1] kan de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting meteen afwijzen of niet-ontvankelijk verklaren, als het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is gedaan.
Het oordeel van de wrakingskamer
4. De wrakingskamer heeft in de hoofdzaak (589334 / HA RK 25-33) met de beslissing van 4 maart 2024 einduitspraak gedaan. Verzoekster heeft haar verzoek om de leden van de wrakingskamer te wraken na dat tijdstip ingediend. Zij is dus alleen al om die reden niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek.
Wrakingsverbod
5. De wrakingskamer ziet aanleiding om een wrakingsverbod aan verzoekster op te leggen, op grond van artikel 39, vierde lid, Rv.
5.1.
Dit betekent dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de (wrakings)procedures met zaaknummers 558159 / HA RK 25-11, 589045 / HA RK 25-29 en 589334 / HA RK 25-33 niet in behandeling wordt genomen. De reden hiervan is dat verzoekster nu al drie keer een wrakingsverzoek in dezelfde zaak en tegen dezelfde rechter heeft ingediend, die geen van alle gegrond zijn verklaard. Deze verzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de behandeling van de bodemprocedure. Verzoekster heeft bovendien een wrakingsverbod in de bodemprocedure opgelegd gekregen. Zij heeft vervolgens de wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster hiermee evident misbruik maakt van recht en dat daarom moet worden voorkomen dat ze het wrakingsmiddel opnieuw misbruikt in (één van) de wrakingsprocedures.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
6.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
6.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen en de president van deze rechtbank;
6.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de (wrakings)procedures met zaaknummers 558159 / HA RK 25-11, 589045 / HA RK 25-29 en 589334 / HA RK 25-33 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. L.C. Michon en mr. M.E. Heinemann, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 4.2 onder d.