In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 februari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder, de Dienst/Toeslagen, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 20 juni 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Verweerder had op 28 augustus 2024 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft gebruik gemaakt van het recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld en dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft tijdig beroep ingesteld, waardoor de rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank legt een termijn op van zes weken na verzending van de uitspraak voor het nemen van dit besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed.