Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2009. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, tot 13 januari 2026. Dit besluit volgt op een verzoek van de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, die de ondertoezichtstelling noodzakelijk acht om de voortgang van de LOI-opleiding en de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De moeder van [minderjarige] is het niet eens met de verlenging en stelt dat de ondertoezichtstelling alleen nodig is voor de financiering van de onderwijsvoorzieningen.
De kinderrechter heeft de procedure op 10 januari 2025 gevoerd met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter [minderjarige] gehoord en de situatie besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 13 januari 2023 onder toezicht staat en dat de ondertoezichtstelling eerder is verlengd tot 13 januari 2025. De GI heeft aangegeven dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald, aangezien [minderjarige] momenteel onderwijs volgt via LOI, wat niet als reguliere onderwijsvorm wordt beschouwd.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW in acht genomen en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de continuïteit van de financiering van de onderwijsvoorzieningen van groot belang is en dat de GI toezicht moet houden op de voortgang van [minderjarige].