ECLI:NL:RBMNE:2025:1023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/6135
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, een inwoner van [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik. Eiser had op 25 augustus 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Verweerder had op 23 december 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op het Woo-verzoek was overschreden. Eiser had zijn verzoek op 23 april 2023 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 26 mei 2023 moeten beslissen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet met de nodige voortvarendheid had gehandeld en dat er geen adequate communicatie had plaatsgevonden over de voortgang van het verzoek.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het Woo-verzoek. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het griffierecht dat eiser heeft betaald moet ook door verweerder worden vergoed. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, met de verplichting voor verweerder om alsnog een besluit bekend te maken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.N. van Hoek)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 25 augustus 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 23 december 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 23 april 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Bij brief van
4 mei 2023 heeft verweerder het Woo-verzoek bevestigd en eiser verzocht om het verzoek te preciseren. De behandeltermijn is hierdoor opgeschort tot de dag waarop het verzoek wordt gepreciseerd. Op 8 mei 2023 heeft eiser zijn verzoek gepreciseerd. Verweerder had dus uiterlijk op 26 mei 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 27 augustus 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat naar aanleiding van de precisering, die een uitbreiding van het verzoek inhield, eerst op 7 juli 2023 een zoekvraag is ingediend bij [bedrijf]. Er zijn daarbij 70.000 documenten gevonden. Vervolgens heeft er op 11 maart 2024 een gesprek plaatsgevonden met verzoeker. De eerste inschatting van 70.000 documenten wordt door verweerder ten tijde van het schrijven van het verweerschrift te ruim ingeschat. Het Woo-verzoek wordt opnieuw bekeken om nieuwe zoekslagen vast te stellen. Ten aanzien van twee deelvragen van het Woo-verzoek geeft verweerder aan dat ze lastig te beantwoorden zijn.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder niet met de nodige voortvarendheid het Woo-verzoek heeft opgepakt en voorafgaand aan het overleg op 11 maart 2024 de beslistermijn niet heeft verlengd of anderszins heeft gecommuniceerd over de voortgang, anders dan over de inhoud van het gesprek op 11 maart 2024. Ook sinds dat gesprek is er tot aan het verweerschrift geen update gegeven over de voortgang van het onderzoek dan wel de besluitvorming. Tot slot ontbreekt in het verweerschrift, anders dan wordt aangeven dat twee deelvragen lastig te beantwoorden zijn, niet aangegeven wat de stand van zaken is en wanneer besluitvorming kan worden verwacht. Daarom bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beslissing op het Woo-verzoek van eiser moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.