ECLI:NL:RBMNE:2025:1020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/16/575592 / JL RK 24-401
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jong kind in het kader van de ondertoezichtstelling

Op 25 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft eerder al gedeeltelijke machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, maar de situatie rondom het gezinsonderzoek door Triade Vitree heeft geleid tot vertraging. De moeder van de minderjarige heeft aangegeven dat zij zich niet verzet tegen de verlening van de machtiging, maar zich zorgen maakt over het verstrijken van de aanvaardbare termijn voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige en heeft de machtiging verleend van 3 maart 2025 tot 21 mei 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de zorgen over de vertraging in het gezinsonderzoek en de gevolgen daarvan voor de opgroeiperspectieven van de minderjarige en haar broertje onderkend, maar is van oordeel dat het gezinsonderzoek kan worden afgewacht zonder dat de aanvaardbare termijn verstrijkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/575592 / JL RK 24-401
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft bij tussenbeschikkingen van 27 mei 2024, 7 juni 2024 en
3 september 2024 het verzoek van de GI tot een (spoed)machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg gedeeltelijk toegewezen en voor het overige aangehouden. Voor de vaststaande feiten en het procesverloop tot
3 september 2024 verwijst de kinderrechter naar deze beschikkingen.
1.2.
De kinderrechter heeft nadien kennisgenomen van de brief met bijlagen van de GI, ingekomen bij de rechtbank op 11 februari 2024.
1.3.
Op 25 februari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [A] en [B] namens de GI.

2.Het verzoek

2.1.
De GI heeft een machtiging verzocht om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een pleeggezin voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.2.
Bij beschikking van 27 mei 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend tot 10 juni en het meer of anders gevraagde aangehouden. Bij beschikking van 7 juni 2024 is het resterende deel van de verzochte spoedmachtiging afgewezen en is de verzochte reguliere machtiging tot uithuisplaatsing gedeeltelijk verleend tot 4 september 2024, met aanhouding van het overige. Bij beschikking van 3 september 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing opnieuw gedeeltelijk verleend, te weten tot 3 maart 2025 en het meer of anders gevraagde aangehouden. De kinderrechter moet nu dus nog beslissen op het aangehouden deel van het verzoek van de GI, te weten een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 21 mei 2025.

3.De standpunten

3.1.
Namens de GI is ter zitting naar voren gebracht dat het gezinsonderzoek, dat uitgevoerd zou worden door Triade Vitree, eind september 2024 zou starten, maar is uitgesteld in afwachting van de beslissing van het hof over de uithuisplaatsing en onderzoek naar het perspectief van het oudere broertje van [minderjarige] . Begin december 2024 heeft er opnieuw een eerste afspraak plaatsgevonden met Triade Vitree, waarin de moeder heeft aangegeven haar toenmalige partner, tevens de vader van [minderjarige] en haar broertje, ook te willen betrekken bij het gezinsonderzoek. Omdat het onderzoek gericht was op de moeder, heeft de GI het gesprek beëindigd om intern te overleggen over de wens van de moeder. Kort nadat dit door de GI was goedgekeurd, heeft de moeder de GI laten weten de relatie met de vader beëindigd te hebben en alleen voor [minderjarige] en haar broertje te zullen zorgen. Deze gebeurtenissen hebben de start van het gezinsonderzoek vertraagd, maar half januari 2025 heeft er alsnog een afspraak met de gezinsonderzoeker plaatsgevonden en is er direct een vervolgafspraak gemaakt. Op de dag van de vervolgafspraak ontving de GI een bericht vanuit Triade Vitree dat zij naar aanleiding van een aanbesteding vanuit de gemeente Almere geen gezinsonderzoeken meer gaan uitvoeren en dat reeds gestarte onderzoeken "on hold" worden gezet. Wel is er door de gemeente Almere reeds een bepaling afgegeven voor de uitvoering van het onderzoek door Triade Vitree. De GI heeft daarom later deze week een gesprek met zowel gemeente Almere als met Triade Vitree over de mogelijkheden tot hervatting van het gezinsonderzoek. Ook heeft de GI al andere organisaties benaderd voor de uitvoering van het onderzoek en hoewel de voorkeur uitgaat naar een externe organisatie bestaat er ook een mogelijkheid om het onderzoek intern door de GI te laten uitvoeren indien dit nodig blijkt te zijn.
3.2.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij [minderjarige] , maar ook haar broertje graag thuis zou hebben, maar dat zij begrijpt dat dat niet zomaar mogelijk is. Daarom verzet zij zich niet tegen verlening van het resterende deel van de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft de relatie met de vader van [minderjarige] beëindigd en wil zich volledig richten op het gezinsonderzoek. De uitvoering van dit onderzoek is echter wegens financieringsredenen stopgezet. Nu het gezinsonderzoek op zich laat wachten, maakt de moeder zich zorgen over het verstrijken van de voor [minderjarige] en haar broertje aanvaardbare termijn. Het mag niet zo zijn dat deze termijn verstrijkt doordat de hulpverlening is gestagneerd. Over de aanvaardbare termijn overwoog het hof in haar beschikking van 5 november 2024 over de uithuisplaatsing van het broertje van [minderjarige] dat zijn opgroeiperspectief nog niet is bepaald en dat hoewel hij al twee jaar in een pleeggezin woont, hij nog dermate jong is dat de kans dat hij samen met [minderjarige] bij zijn eigen moeder verder kan opgroeien, hem niet zonder zorgvuldig onderzoek ontnomen mag worden. De voor het broertje aanvaardbare termijn is volgens het hof dus nog niet verstreken. De moeder hoopt dat de GI alsnog met gemeente Almere overeen kan komen dat Triade Vitree het gezinsonderzoek zal uitvoeren en dat er anders spoedig een alternatieve instantie wordt gevonden. De moeder benadrukt hierbij de voorkeur te hebben voor een externe partij.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. [1] Zoals ook overwogen in de beschikking van 3 september 2024, is het belangrijk dat de uitslag van het gezinsonderzoek wordt afgewacht voordat er gekeken kan worden naar een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De kinderrechter verleent dan ook het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing om het verblijf van [minderjarige] bij het pleeggezin te waarborgen.
4.2.
De kinderrechter betreurt het dat de samenwerking tussen de gemeente Almere en Triade Vitree deels is beëindigd omwille van de vergoeding die de gemeente bereid is aan Triade Vitree te betalen. De gevolgen hiervan zijn groot. Het gezinsonderzoek, waar de gemeente reeds een bepaling voor heeft afgegeven en dat ook al was gestart, is noodzakelijk om het perspectief van [minderjarige] en haar broertje te bepalen. Het stopzetten van dit onderzoek, als gevolg van de financieringskwestie, vertraagt de duidelijkheid over hun opgroeiperspectief.
4.3.
[minderjarige] en haar broertje zijn nog jong, wat betekent dat de voor hen aanvaarbare termijn waarbinnen duidelijk moet zijn waar zij zullen opgroeien erg beperkt is. Door het stopzetten van het gezinsonderzoek is de GI genoodzaakt een alternatieve uitvoerder te zoeken. De kinderrechter onderkent dat de wachttijden bij (jeugd)zorgaanbieders aanzienlijk zijn, wat verdere vertraging kan veroorzaken. De kinderrechter is het met de moeder eens dat het niet zo mag zijn dat de voor [minderjarige] en haar broertje aanvaardbare termijn verstrijkt als gevolg van het stopzetten van het gezinsonderzoek. In lijn met wat het hof overwoog in haar beschikking van 5 november 2024, is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] en haar broertje nog dermate jong zijn, dat het gezinsonderzoek kan worden afgewacht, zonder dat de voor hen aanvaardere termijn verstrijkt.
4.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 3 maart 2025 tot 21 mei 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025 door
mr. M. Weistra, kinderrechter, in aanwezigheid van M.R. Meijn als griffier, en op schrift gesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.