ECLI:NL:RBMNE:2025:102

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10861668
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het gebruiksrecht van de woning aan de eiseres na beëindiging van een affectieve relatie met een minderjarige dochter

In deze zaak hebben partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, een minderjarige dochter. Beide partijen zijn medehuurder van een woning, maar na de breuk van hun relatie willen zij ieder voor zich het recht op gebruik van de woning, met uitsluiting van de ander. De zaak is behandeld door de kantonrechter op 14 januari 2025, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft op basis van artikel 7:267, zevende lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de woning aan de eiseres toegewezen, rekening houdend met de economische gebondenheid en het inkomen van beide partijen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen een even zwaarwegend belang hebben bij het gebruik van de woning, maar dat de eiseres economisch gebonden is aan de plaats van de woning en in staat is om de huurprijs te betalen. De gedaagde, die arbeidsongeschikt is, heeft een lager inkomen en is niet economisch gebonden aan de woning. De kantonrechter heeft daarom besloten dat de eiseres met ingang van 1 februari 2025 gerechtigd is om de woning te gebruiken, terwijl de gedaagde binnen een week na betekening van het vonnis het medehuurderschap moet opzeggen en de sleutels moet inleveren. Tevens is er een dwangsom opgelegd aan de gedaagde voor het geval hij niet aan de veroordelingen voldoet.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10861668 \ UC EXPL 24-9 \ LHJ/63796
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 14 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. N.J. Hos,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.A. van den Broek.
De mondelinge behandeling is gehouden op 14 januari 2025 in het gebouw van de rechtbank in Utrecht. Beide partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beslissing

De kantonrechter:
1.1.
bepaalt dat [eiseres] met ingang van 1 februari 2025, met uitsluiting van [gedaagde] , gerechtigd is om de woning op het adres [adres] in [plaats] (hierna: de woning), inclusief de inboedel die aan [eiseres] toebehoort, te gebruiken;
1.2.
bepaalt dat [gedaagde] binnen één week na de betekening van het vonnis het medehuurderschap van de woning per 1 februari 2025 opzegt en daarvan een afschrift aan [eiseres] verstrekt;
1.3.
bepaalt dat [gedaagde] uiterlijk 1 februari 2025 de sleutels van de woning bij [eiseres] inlevert;
1.4.
bepaalt dat [gedaagde] zich uiterlijk 1 februari 2025 bij de gemeente [gemeente] laat uitschrijven op het adres van de woning;
1.5.
verbiedt [gedaagde] om de woning vanaf 1 februari 2025 nog te betreden zonder toestemming van [eiseres] ;
1.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan deze veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
1.7.
wijst de vordering in reconventie af;
1.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
1.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Hieronder volgt de motivatie van de beslissing:

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit de minderjarige [minderjarige (voornaam)] is geboren. Zij zijn medehuurder van de woning aan [adres] te [plaats] .
De relatie is verbroken en partijen willen – kort weergegeven – ieder voor zich het recht op het gebruik van deze woning, met uitsluiting van de ander.

3.Wat vindt de kantonrechter?

3.1.
Voorop wordt gesteld dat beide partijen een even zwaarwegend belang hebben bij het voortgezet gebruik van de woning, met uitsluiting van de ander. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat het belang van de ene partij zwaarder weegt dan dat van de ander.
3.2.
Voor beiden partijen geldt dat het heel lastig is om alternatieve woonruimte te vinden, dat zij al geruime 3,5 dag bij hun ouders/moeder/nieuwe partner verblijven en dat deze situatie voor beide partijen ongewenst en ongemakkelijk is. In dit opzicht verschilt de situatie dan ook niet tussen partijen.
3.3.
Ten aanzien van [eiseres] geldt dat zij economisch gebonden is aan [plaats] , omdat zij daar werkt. Uit de salarisstroken van [eiseres] volgt dat zij een netto inkomen heeft van € 1.728,00 per maand. Op zitting verklaarde zij dat dit inmiddels € 1.830,00 bedraagt, omdat zij meer is gaan werken.
3.4.
Ten aanzien van [gedaagde] geldt dat hij ten gevolge van een ongeval arbeidsongeschikt is geworden en zijn contract niet is verlengd. [gedaagde] verklaarde dat hij, zodra hij hersteld is, minder wil gaan werken dan voorheen en wellicht buschauffeur wil worden. Hij heeft familie in Friesland, maar wil daar liever niet wonen, omdat dit in verband met de verdeling van de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] onhandig is. [gedaagde] heeft een ziektewetuitkering die ongeveer € 1.370,00 netto per maand bedraagt.
3.5.
Zoals op de mondelinge behandeling overwogen is dit een moeilijke belangenafweging. Gelet op het feit dat [eiseres] economisch gebonden is aan [plaats] en met haar inkomen de huurprijs inclusief nutsvoorzieningen van ongeveer € 900,00 per maand gemakkelijker kan betalen dan [gedaagde] , en [gedaagde] niet economisch gebonden is aan [plaats] , wordt de woning toegewezen aan [eiseres] .
3.6.
De door [gedaagde] ingediende voorwaardelijke eis in reconventie is op de mondelinge behandeling ingetrokken, omdat partijen in onderling overleg de inboedel en huisraad zullen verdelen en [eiseres] heeft toegezegd dat [gedaagde] alles uit de woning kan meenemen wat hij heeft betaald.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en in het openbaar op 14 januari 2025 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. L.H.J. van Haarlem.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.
De griffier is buiten staat dit proces-verbaal te ondertekenen de kantonrechter