In deze zaak heeft eiseres op 6 april 2024 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, die op 7 maart 2024 was genomen. De heffingsambtenaar heeft op 9 juli 2024 de drie naheffingsaanslagen, waartegen het beroep was ingesteld, ambtshalve verminderd tot € 0,-. De rechtbank heeft eiseres op 4 september 2024 gevraagd of zij haar beroep wilde handhaven en, zo ja, waarom. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Ook op de verzoeken van de rechtbank op 24 september 2024 en 16 oktober 2024 om alsnog te reageren, heeft eiseres niet gereageerd.
De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar volledig aan de bezwaargronden van eiseres tegemoet is gekomen door de naheffingsaanslagen te verminderen. Hierdoor houdt het geschil tussen eiseres en verweerder op te bestaan. Aangezien er geen procesbelang meer is bij vernietiging van het bestreden besluit, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen reden gezien om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden, omdat de heffingsambtenaar al had besloten dit te vergoeden naar aanleiding van een compromis met de gemachtigde van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.