4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/004257-25
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Utrecht
Op 14 november 2024, omstreeks 20:00 uur was ik werkzaam in de hoedanigheid als arrestantenverzorgster van de politie Midden Nederland. Door verdachte [verdachte] werd ik opzettelijk in mijn gezicht gespuugd.
Een proces-verbaal van [benadeelde 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 november 2024 bracht ik verdachte [verdachte] naar het Politie Cellencomplex te Houten. Ik zag dat verdachte [verdachte] mij aankeek. Ik hoorde vervolgens een spuug geluid komen uit de richting van verdachte [verdachte] en voelde direct spuug in mijn gezicht.
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Utrecht.
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood, of bedreiging met zware mishandeling.
Een proces-verbaal van [benadeelde 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 november 2024 was ik, verbalisant, mijn dienstmail aan het lezen en zag ik dat een collega mij gemaild had. Ik las dat hij mij vertelde dat ik verdachte [verdachte] had aangehouden en dat verdachte mij heeft bedreigd via de rechter-commissaris op 15 november 2024. Ik las dat de collega mij verwees naar een bijlage waarin ik het volgende las:
“Rechter-Commissaris: Gaat u er de volgende keer weer naartoe?
Verdachte: Ik ga er weer naartoe. Ik zweer het op jouw kankermoeder, als ik mijn spullen niet terugkrijg, steek ik die kankeragent die mij heeft aangehouden in zijn nek.
Rechter-Commissaris: Verdachte roept op het einde: ik zweer dat ik die agent in zijn nek steek als ik mijn spullen niet krijg".
Feit 1 Belediging verbalisant
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tegen de deur of een camera heeft gespuugd. Uit het proces-verbaal van de verbalisant volgt echter dat zij in haar gezicht is gespuugd. Zij verklaart bovendien dat verdachte haar aankeek en zij vervolgens een spuug geluid hoorde uit de richting van verdachte. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte de verbalisant opzettelijk heeft beledigd door haar eerst aan te kijken en vervolgens in het gezicht te spugen. Verdachte heeft door zo te handelen op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spuug in het gezicht van de verbalisant terecht zou komen.
Feit 2 Bedreiging verbalisant
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Aangever heeft verklaard dat hij van een collega hoorde dat verdachte hem bij de rechter-commissaris heeft bedreigd. Verdachte heeft daar verklaard dat hij de agent die hem heeft aangehouden in zijn nek zal steken als hij zijn spullen niet terugkrijgt. Uit het proces-verbaal van aanhouding volgt dat aangever, samen met één andere collega, verdachte heeft aangehouden op 14 november 2024. De raadsvrouw heeft bepleit dat onduidelijk is tegen welke agent de bedreiging is gericht. Het enkele feit dat onduidelijk is tegen welke van de twee agenten (of tegen beide agenten) – die betrokken waren bij de aanhouding – de bedreiging is gericht, doet er (gezien de aard van de door verdachte gedane uitlatingen en de omstandigheden waaronder die zijn gedaan) echter niet aan af dat bij betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Door de verbalisant via de rechter-commissaris indirect te bedreigen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bovendien bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze woorden ook bij de betreffende verbalisant terecht zouden komen.
Parketnummer 16/398060-24
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 3
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , namens Cultuurconnectie en Stichting Pormotie Theater- en Concertbezoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2024 kwam ik ter plaatse bij het pand in Utrecht en zag ik een vernielde ruit links van de voordeur. Ik liep naar binnen en zag hier gebroken glas op de grond.
Ik hoorde dat de politieagent tegen mij zei dat er bij de verdachte cadeaukaarten en wijnflessen in beslag zijn genomen waarop andere politiecollega's logo's zagen van SPTC (
de rechtbank begrijpt: Stichting Promotie Theater- en Concertbezoek). Ik kan 100% zeker bevestigen dat SPTC in haar kantoorruimtes op de tweede etage cadeaubonnen heeft liggen met daarop haar eigen logo. Daarbij heeft [A] (
de rechtbank begrijpt: de directeur van [stichting] )mij bevestigd dat SPTC ook wijnflessen met daarop haar eigen logo in haar kantoorruimtes heeft liggen. Ook zag ik dat de politieagent mij tijdens de aangifte een foto van een zwarte sporttas met daarop het logo van 'HDM' en drie witte strepen liet zien. . Ik nam contact op met [A] . Ik las in het bericht van [A] dat hij eerder zijn sporttas op de tweede etage in zijn kantoor op [adres 2] had neergelegd. Ik las dat hij deze sporttas omschreef als: zwart, drie witte strepen en een 'HDM' logo. Ik las in het bericht van [A] dat zich in deze sporttas sportkleding, een handdoek en schoenen bevonden.
Een proces-verbaal van bevindingen van [aangever 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
lk, ambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar, bevond mij op 15 december 2024 omstreeks 4:30 uur op het [straat 1] te Utrecht.
Ik hoorde het alarm op het [straat 1] afgaan. Ik zag een manspersoon met zijn bovenlichaam uit het raam hangen. lk zag dat het genoemde raam links van de hoofdingang was van perceel 11 op het [straat 1] . lk zag direct dat deze ruit kapot was en ik zag dat er scherven buiten op de grond lagen voor dit raam. lk zag dat de manspersoon naar buiten wilde klimmen.
lk zag dat er voor het gebroken raam ook een zwarte tas op de grond lag. lk zag dat deze tas open was en ik zag dat er meerdere flessen in zaten. We hebben de manspersoon uit het pand laten klimmen en vervolgens hebben wij hem stilgehouden in een hoekje zodat deze manspersoon niet weg kon rennen. lk zag dat er veel glasscherven binnen het pand lagen.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2024 was ik werkzaam als beveiliger. Ik kreeg een melding om te gaan naar Cultuurconnectie Stichting Promotie Theater- en concertbezoek, gelegen aan het [straat 1] te Utrecht. De melding was dat er een inbraakalarm af ging.
Toen ik voor de voordeur van het pand stond, zag ik een man in het pand [adres 2] staan. Ik zag dat de man in de kamer stond van het open gebroken raam.
Ik zag dat de politie ter plaatse kwam. Ik zag dat zij de man aanhielden die ik kort daar voor uit het pand heb zien komen.
Een proces-verbaal van bevindingen van uitkijken camerabeelden, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de bewegende beelden van 15 december 2024, zie ik de verdachte op de rand plaatsnemen, tegen het raam aan. Ik zie dat hij met zijn armen tegen het raam aanduwt. Ik zie de verdachte door het raam heen gaan, dat hij heeft open gemaakt. Ik zie de verdachte naar buiten komen via het raam. Ik zie de verdachte met een grijze koffer in zijn hand weglopen. Ik zie dat de verdachte met een zwarte tas wegloopt. Ik zie de verdachte uit het pand via het raam klimmen met een tas in zijn hand.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , inclusief bijlage met Besluit verblijfsontzegging, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 29 oktober 2024 bevond ik, verbalisant, mij op het [straat 1] te Utrecht. Ik hield verdachte [verdachte] staande ter zake 2:2 lid 1 van de algemeen plaatselijke verordening Utrecht. Ik zag dat verdachte drugs dealde met een ander persoon. Ik heb de verdachte een verblijfsontzegging aangezegd voor de duur van 2 maanden. Ik vertelde hem dat het inging op 29 oktober 2024 en duurde tot 29 December 2024.
Ik vertelde aan de verdachte dat hij voor de duur van 2 maanden niet in het aangewezen gebied (
de rechtbank begrijpt: [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] , zoals volgt uit de verblijfsontzegging)mocht komen en dat dit naar aanleiding was van de overtreding die verdachte zojuist had begaan.
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 3
Feit 1 Voltooide diefstal
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een beveiliger een persoon uit het raam zag hangen op het [straat 1] in Utrecht. Uit de camerabeelden volgt dat deze persoon via een raam het pand betreedt en vervolgens met (onder andere) een grijze koffer en een zwarte tas het pand verlaat. Deze verdachte wordt uiteindelijk aangehouden en bij hem worden cadeaukaarten en wijnflessen aangetroffen. Aangever heeft verklaard dat deze spullen van Cultuurconnectie en Stichting Promotie Theater- en Concertbezoek zijn. De zwarte tas en de grijze koffer zijn buiten het pand aangetroffen. Anders dan de raadsvrouw, concludeert de rechtbank dat sprake is van een voltooide diefstal, omdat de goederen bij verdachte (dan wel buiten het pand) zijn aangetroffen, waaruit blijkt dat verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over de goederen heeft beschikt
Feit 3 Overtreding gebiedsverbod
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken voor het overtreden van het gebiedsverbod, omdat het bevel onrechtmatig is opgelegd. Het bevel zou gebrekkig zijn gemotiveerd omdat de reden voor het opleggen van het gebiedsverbod enkel in één zin in het proces-verbaal staat vermeld. Volgens de raadsvrouw wordt niet omschreven wat de verbalisant precies heeft gezien. De rechtbank volgt dit standpunt van de raadsvrouw niet. Uit het proces-verbaal volgt dat de verbalisant heeft gezien dat verdachte drugs dealde met een ander persoon. Deze waarneming door de verbalisant volstaat in dat gebied, waarin sprake is van aanhoudende overlast, en kan het opleggen van het gebiedsverbod dragen. Daar komt bij dat verdachte niet heeft betwist dat hij dealde. Het betreffende proces-verbaal vermeldt onder het kopje ‘zienswijze betrokkene’ dat verdachte niet wilde verklaren. Op de terechtzitting heeft verdachte er evenmin blijk van gegeven dat de observatie van de verbalisant onjuist was.
Bewijsmiddelen feit 2 en feit 4
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2024 was ik, verbalisant, werkzaam op politiebureau Utrecht Centrum. Op diezelfde dag ben ik tijdens mijn rechtmatige uitoefening van mijn taak, bespuugd door verdachte [verdachte] . Hierdoor is er een spetter spuug onder kin terecht gekomen, tevens zaten er spetters spuug op mijn T-shirt.
Een proces-verbaal van bevindingen van [benadeelde 3] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2024 kregen wij het verzoek om naar verdachte [verdachte] te gaan.
Op het moment dat ik, [benadeelde 3] , de deur van de ophoudruimte dicht wilde doen, toen de deur op een kier stond, zag ik de verdachte in een flits naar mij spugen.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat [verdachte] [benadeelde 3] aankeek en op minder dan een meter afstand in de richting van verbalisant [benadeelde 3] spuugde. Ik zag dat er klodders speeksel op het shirt, ter hoogte van de borst, van verbalisant [benadeelde 3] terecht kwamen. Ik, verbalisant [benadeelde 3] , zag en voelde dat een gedeelte van het speeksel van de verdachte [verdachte] onder mijn kin terecht kwam. Ik voelde een natte druppel speeksel op mijn kin. zag dat mijn shirt natte vlekken had ter hoogte van mijn borst. Mijn shirt was voordat ik de ophoudruimte binnen liep droog.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2024 was ik werkzaam als politieagent te Utrecht. Aldaar hoorde ik verdachte [verdachte] mij meerdere malen uitschelden voor kankerhoer.
Een proces-verbaal van bevindingen van [aangever 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2024 was ik op het politiebureau in Utrecht. Ik hoorde dat [verdachte] mij uitschold voor ‘Kankerhoer’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel heeft gespuugd tegen de deur of tegen iets anders, maar dat het niet zijn bedoeling was dat dit op de verbalisant terecht zou komen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de deur van de cel nog niet gesloten was toen verdachte spuugde. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte de verbalisant opzettelijk heeft beledigd door hem eerst aan te kijken en vervolgens in zijn gezicht te spugen. Verdachte heeft door zo te handelen op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spuug in het gezicht van de verbalisant terecht zou komen.