In deze zaak vordert de eiseres, een Vereniging van Eigenaren (VvE), betaling van achterstallige VvE-bijdragen van de gedaagde, die eigenaar is van een appartement binnen het complex. De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 november 2024, waarna de gedaagde geen conclusie van dupliek heeft ingediend. De eiseres stelt dat de gedaagde sinds augustus 2023 zijn maandelijkse bijdragen niet heeft voldaan, ondanks meerdere sommaties. De vordering omvat een totaalbedrag van € 15.101,53 aan achterstallige bijdragen, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde erkent de achterstand, maar voert aan dat er een onveilige situatie in het appartementencomplex is, wat volgens hem een reden is om de betalingen op te schorten. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde zijn verplichtingen tot betaling niet kan opschorten op basis van deze onveilige situatie, aangezien hij dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechter wijst de vordering van de eiseres grotendeels toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, maar wijst de vordering voor toekomstige bijdragen af, omdat deze nog niet opeisbaar zijn. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die in totaal € 2.493,39 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 12 maart 2025.