Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gewezen in een zaak waarin de Officier van Justitie (OVJ) verzocht om de doorhaling van een akte van naamskeuze voor een minderjarige, geboren in 2013. De akte van naamskeuze was opgemaakt op 30 april 2024 in de gemeente Soest, waarbij de ouders een gecombineerde geslachtsnaam voor hun kind hadden gekozen. De rechtbank overweegt dat het verzoek van de OVJ niet past binnen het wettelijk systeem, aangezien de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG) op 1 januari 2024 in werking is getreden en ouders nu de mogelijkheid hebben om hun kind een gecombineerde geslachtsnaam te geven, ook voor kinderen die vóór de inwerkingtreding van de wet zijn geboren.
De rechtbank stelt vast dat de ouders van de minderjarige een instemmingsverklaring hebben ondertekend, waarin zij aangeven dat zij het eens zijn met het verzoek van de OVJ en de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand (ABS) dat de akte van naamskeuze geen rechtsgevolg heeft. De rechtbank kan echter alleen aanpassingen gelasten rondom een akte die is opgenomen in een register van de burgerlijke stand. Aangezien een akte van naamskeuze niet in een register wordt opgenomen, maar later wordt verwerkt met een vermelding bij de geboorteakte, kan de rechtbank geen beslissing nemen over de losse akte van naamskeuze zoals door de OVJ verzocht.
De rechtbank heeft de OVJ in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de rechtsoverwegingen en zo nodig het verzoek aan te passen. Tevens zijn de ABS en de ouders in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de reactie van de OVJ. De beslissing is pro forma aangehouden tot 19 februari 2025, waarna de rechtbank zal besluiten of er een zitting zal worden gelast of een beschikking zal worden gewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.