ECLI:NL:RBMNE:2024:989

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/1255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij intrekking van vergunningen door de burgemeester

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Zeist. De zaak betreft de intrekking van vergunningen voor twee horeca gelegenheden door de burgemeester. De vergunningen werden ingetrokken met een besluit van 6 april 2022, en het bezwaar van de eiser tegen deze intrekking werd ongegrond verklaard op 10 januari 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 februari 2024 was eiser niet aanwezig, maar de burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de exploitatie van de shishalounge en het café na de intrekking van de vergunningen in 2022 is beëindigd. Bovendien is de huurovereenkomst van eiser met de eigenaar van de panden ontbonden, en de panden zijn inmiddels in gebruik genomen door een andere exploitant. Hierdoor kwam de vraag op of eiser nog procesbelang had bij de procedure. De rechtbank oordeelde dat, gezien deze ontwikkelingen, eiser geen belang meer had bij het herleven van zijn vergunningen.

De burgemeester heeft tijdens de zitting aangeboden om de proceskosten van eiser te vergoeden, wat de rechtbank als een erkenning van de onrechtmatigheid van de besluiten beschouwde. Echter, omdat eiser geen procesbelang meer had, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een nadere veroordeling in proceskosten, gezien het aanbod van de burgemeester. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1255
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] uit [plaats 1] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Zeist

(gemachtigde: E. van Reenen en mr. D.J. Perquin).

Zitting

De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 22 februari 2024. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Eiser was niet aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Motivering van de beslissing

1. De zaak gaat over de beslissing van de burgemeester om de vergunningen in te trekken die eiser had voor de [horeca gelegenheid 1] ’ aan de [adres 1] in [plaats 2] en voor het [horeca gelegenheid 2] ’ aan de [adres 2] in [plaats 2] . De vergunningen zijn ingetrokken met het besluit van 6 april 2022 en de burgemeester heeft het bezwaar dat eiser daartegen maakte met het besluit van 10 januari 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld.
2. De burgemeester heeft laten weten dat de exploitatie van de shishalounge
3. en van het café na de intrekking van de vergunningen in 2022 is beëindigd, dat de huurovereenkomst die eiser met de eigenaar van de panden had inmiddels is ontbonden en dat de panden nu in gebruik zijn genomen door een andere exploitant.
4. Door deze ontwikkelingen kwam de vraag op of eiser nog procesbelang heeft bij deze procedure. Procesbelang is het belang dat een partij heeft bij de uitkomst van een procedure bij de bestuursrechter. Omdat eiser de panden niet meer huurt, kan zonder nadere onderbouwing niet worden gezegd dat hij een belang heeft bij het herleven van zijn vergunningen.
5. De burgemeester heeft op de zitting laten weten dat hij bereid is om het griffierecht en de proceskosten die eiser heeft gemaakt voor de behandeling van het bezwaar en voor het instellen van het beroep te vergoeden. Deze proceskosten bedragen in totaal € 2.123,- voor de kosten van rechtsbijstand die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking kunnen komen (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de aanwezigheid op de hoorzitting met een waarde per punt van € 624,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). De burgemeester heeft daarbij aangetekend dat hij met dit aanbod nadrukkelijk
nietde onrechtmatigheid van de door hem genomen besluiten erkent, maar dat hij dit aanbod doet om de procedure bij de rechtbank op een efficiënte manier te kunnen beëindigen.
6. De rechtbank oordeelt dat eiser vanwege het aanbod van de burgemeester geen belang meer heeft bij een beoordeling van de vraag of eiser aanspraak maakt op een proceskostenvergoeding voor de kosten van de bezwaarfase, waarvoor gelet op het bepaalde in artikel 7:15, eerste lid, had moeten worden beoordeeld of de intrekking van de vergunningen moet worden herroepen wegens een aan de burgemeester te wijten onrechtmatigheid.
7. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij anderszins een belang heeft bij het herleven van de vergunningen of bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de besluiten van de burgemeester.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. Vanwege het aanbod van de burgemeester is er geen aanleiding voor een (nadere) veroordeling in proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2024 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.