In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. De eiseres, een leverancier, vorderde schadevergoeding van de gedaagde arbodienstverlener naar aanleiding van een loonsanctie die door het UWV was opgelegd. De loonsanctie was het gevolg van het niet nakomen van re-integratieverplichtingen door [eiseres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbodienstverlener niet tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht tot verzuimbegeleiding. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfsarts en adviseur van [gedaagde] de zorgvuldigheid hebben betracht die van hen verwacht mocht worden. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de arbodienstverlener toerekenbaar tekortgeschoten was, en wees de vorderingen van [eiseres] af. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.443,00.