ECLI:NL:RBMNE:2024:965

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
UTR 22/4897
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van een prestatiesubsidie en terugvordering door de gemeente Utrecht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van [bedrijf] B.V. tegen de vaststelling van de aan haar verleende LEF-subsidie op € 0,- en de terugvordering van het betaalde voorschot van € 45.000,-. De subsidie was bedoeld voor het realiseren van 25 fte structurele banen in de gemeente Utrecht, maar eiseres heeft deze prestatie niet geleverd. De rechtbank stelt vast dat de subsidie op 11 april 2022 door het college is vastgesteld op € 0,- omdat de activiteiten waarvoor de subsidie was verleend niet hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het besluit gehandhaafd.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2023 was eiseres niet vertegenwoordigd, wat leidde tot een schorsing van het onderzoek. Na het sluiten van het onderzoek op 4 januari 2024, heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiseres beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om de subsidie lager vast te stellen, aangezien de prestatie niet is geleverd. Eiseres heeft aangevoerd dat de gemeente Utrecht een rol heeft gespeeld in het niet kunnen leveren van de prestatie, maar de rechtbank oordeelt dat er geen concrete samenwerkingsafspraken zijn gemaakt die het college niet is nagekomen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de nadelige gevolgen van de vaststelling van de subsidie en de terugvordering niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de subsidie, namelijk het creëren van structurele banen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij het bedrag van € 45.000,- aan voorschot moet terugbetalen en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4897

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[bedrijf] B.V., uit [plaats] , eiseres

(vertegenwoordigd door haar bestuurder: [A] )
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. R.M. Wiersma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling van de aan haar verleende subsidie op € 0,- en de terugvordering van het betaalde voorschot van
€ 45.000,-.
Op 20 december 2018 vraagt eiseres subsidie aan op grond van de beleidsregel ‘Lokaal Economisch Fonds gemeente Utrecht’ (LEF-subsidie) om 25 fte structurele banen, waaronder banen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, te realiseren in de gemeente Utrecht. Op 19 maart 2019 kent het college een subsidie van
€ 100.000 toe. Deze wordt uitgekeerd in etappes en eiseres heeft € 45.000,- ontvangen. Eiseres heeft van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 de tijd om de 25 fte structurele banen te realiseren.
Met het besluit van 11 april 2022 stelt het college de LEF-subsidie vast op € 0,00. De reden hiervoor is dat de activiteiten waar de subsidie voor was bedoeld, niet hebben plaatsgevonden.
Met het bestreden besluit van 14 september 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college.
Tijdens die zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst omdat eiseres niet vertegenwoordigd was door ziekte van de heer [A] . Met partijen is afgesproken de zaak op zitting met het college te bespreken, dit vast te leggen in een proces-verbaal en beide partijen de gelegenheid te geven om hierop te reageren. Beiden hebben hiervan gebruik gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek met de brief van 4 januari 2024 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de vaststelling van de subsidie en de terugvordering van verleende voorschotten aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de het college de subsidie op € 0,- vaststellen?
3. Als uitgangspunt geldt dat wanneer een besluit tot subsidieverlening is gegeven, het subsidiebedrag wordt vastgesteld in overeenstemming met de verlening. [1] Dat betekent dat de verleende subsidie in beginsel moet worden overgenomen in het subsidievaststellingsbesluit. Het college heeft evenwel de bevoegdheid om de subsidie lager vast te stellen indien zich bepaalde omstandigheden voordoen. [2] Een van die omstandigheden is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden. [3]
4. De rechtbank stelt vast dat de LEF-subsidie een prestatiesubsidie is waarbij wordt afgerekend op daadwerkelijk gerealiseerde structurele banen in de gemeente Utrecht. [4] Eiseres had tot en met 31 december 2020 om de prestatie te leveren en het is niet gebleken dat deze periode is verlengd. Niet in geschil is dat eiseres de prestatie niet heeft geleverd. Dit maakt het college bevoegd om de LEF-subsidie vast te stellen op 0,-.
Is de lagere vaststelling van de LEF-subsidie (en terugvordering) onevenredig?
5. Bij de toepassing van de bevoegdheid om de subsidie lager vast te stellen indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet heeft plaatsgevonden, moet het college een afweging maken tussen het belang van de vaststelling van de subsidie enerzijds en de gevolgen daarvan voor eiseres anderzijds. De nadelige gevolgen van die vaststelling mogen op grond van het evenredigheidsbeginsel niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. [5] Dit geldt ook voor de terugvordering.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij de prestatie niet heeft kunnen leveren door de rol die de gemeente Utrecht zelf heeft gespeeld in het hele traject. Volgens eiseres is zij letterlijk vermalen door de raderen van de ambtelijke molen van de gemeente Utrecht. Eiseres meent dat er sprake was van samenwerking met de gemeente Utrecht waar de LEF-subsidie een onderdeel van uitmaakt. Ook heeft het college vervolgens per e-mail eenzijdig “de stekker eruit getrokken”. Het college laat eiseres met de kosten zitten.
7. Het is de rechtbank niet gebleken dat er samenwerkingsafspraken zijn gemaakt tussen eiseres en het college/gemeente Utrecht. Ook is niet gebleken dat er concrete afspraken zijn gemaakt die het college niet is nagekomen in het kader van het realiseren van het project. Uit het dossier blijkt wel dat er is meegedacht over hoe het project van eiseres alsnog succesvol zou kunnen worden. Dat leest de rechtbank bijvoorbeeld in de e-mail van de heer de la Vienne van 14 januari 2020, waarin wordt aangeraden om kleiner te starten zodat het reeds uitgekeerde voorschot aan LEF-subsidie niet terugbetaald hoeft te worden. Dat door het college ondersteuning is geleverd, maakt nog niet dat het college medeverantwoordelijk is voor het slagen van het project van eiseres. Daarnaast blijkt dat de arbeidsplaatsen niet zijn gerealiseerd omdat eiseres de financiering van haar project niet rond kreeg en geen geschikte locatie kon vinden. Ook stelt de rechtbank vast dat het college niet voortijdig de stekker uit het project heeft getrokken. Zoals hiervoor is vastgesteld had eiseres tot en met 31 december 2020 om de arbeidsplaatsen te realiseren. De e-mail waarnaar eiseres verwijst is van 22 januari 2021. Dit is dus ongeveer drie weken na de einddatum, waardoor de rechtbank vaststelt dat ook de ondersteuning van het college niet vroegtijdig is beëindigd.
8. De omstandigheid dat door eiseres kosten zijn gemaakt voor het project, betekent niet dat de LEF-subsidie niet op 0,- vastgesteld had mogen worden. De prestatie is gewoonweg niet geleverd. Het doel van de LEF-subsidie is namelijk dat er structurele banen worden gerealiseerd.
9. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de nadelige gevolgen van het bestreden besluit onevenredig zijn in verhouding tot doel dat met het toekennen van deze prestatiesubsidie wordt gediend, namelijk het creëren van structurele banen in de gemeente Utrecht.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent het college het subsidiebedrag terecht op 0,- heeft vastgesteld en dat eiseres het bedrag van € 45.000,- aan voorschot aan subsidie moet terugbetalen. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de Awb.
2.Op grond van het tweede lid van artikel 4:46 van de Awb.
3.Artikel 4:46, tweede lid, onder a, van de Awb.
4.Zie artikel 1 onder b van de beleidsregel LEF.
5.Artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.