ECLI:NL:RBMNE:2024:937

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
UTR 24/158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bekostiging vervangende nieuwbouw Violenschool in Hilversum

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting Openbaar Basisonderwijs Hilversum (Stip) beoordeeld. Stip heeft een aanvraag ingediend voor de bekostiging van vervangende nieuwbouw van de Violenschool in Hilversum, maar deze aanvraag is niet opgenomen in het Programma en Overzicht Onderwijshuisvesting 2023 (OHP 2023) dat op 20 december 2022 door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. Het college heeft het bezwaar van Stip tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat de gevraagde voorziening betrekking heeft op een kalenderjaar dat al voorbij is, namelijk 2023. De wettelijke bepalingen in de Wet op het primair onderwijs (WPO) staan niet toe dat een voorziening voor bekostiging in een programma wordt opgenomen voor een jaar dat al verstreken is. De voorzieningenrechter wijst erop dat, hoewel Stip procesbelang heeft bij de hoofdzaak, het niet mogelijk is om de gevraagde voorziening alsnog te treffen. De rechter benadrukt dat de materiële connexiteit tussen de hoofdzaak en het verzoek om voorlopige voorziening ontbreekt, waardoor een inhoudelijke beoordeling niet aan de orde is.

De uitspraak heeft ook implicaties voor de toekomst, aangezien Stip mogelijk een aanvraag kan indienen voor spoedeisende huisvestingsvoorzieningen op basis van artikel 98 van de WPO. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, zonder dat een zitting nodig was, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/158

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 februari 2024 in de zaak tussen

Stichting Openbaar Basisonderwijs Hilversum, met de handelsnaam Stip Hilversum, gevestigd in Hilversum, verzoekster
(gemachtigde: R. Bijma)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum.

Partijen worden hierna Stip en het college genoemd.

Inleiding

1. In deze uitspraak wordt beoordeeld of er vanwege de spoedeisende bouwkundige situatie van de Violenschool in Hilversum een voorlopige voorziening moet worden getroffen met het oog op vervangende nieuwbouw van het schoolgebouw. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat deze gevraagde voorziening in deze procedure niet kan worden getroffen, omdat die gaat over het voorbije jaar 2023.
Achtergrond en procesverloop
2. Stip is het bevoegd gezag van vijftien openbare basisscholen in Hilversum. Zij heeft in 2022 een aanvraag gedaan om voor de bekostiging van meerdere van haar scholen een voorziening in de huisvesting op te nemen in het programma huisvestingsvoorzieningen voor het jaar 2023. Voor de Violenschool was de gevraagde voorziening het geheel vervangen van het schoolgebouw door nieuwbouw, inclusief gymzaal.
3. Op 20 december 2022 heeft het college het “Programma en Overzicht Onderwijshuisvesting 2023” (OHP 2023) vastgesteld. De voor de Violenschool gevraagde voorziening is niet in het OHP 2023 opgenomen.
4. Stip heeft daartegen bezwaar gemaakt.
5. Met het besluit van 28 november 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het OHP 2023 gehandhaafd met betrekking tot het niet opnemen van een voorziening voor de Violenschool, onder aanvulling van de motivering.
6. Stip heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
7. Stip heeft daarnaast een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het college alsnog goedkeuring verleent voor de vervangende nieuwbouw van de Violenschool. Aan dat verzoek legt zij ten grondslag dat de bouwkundige situatie van de school maakt dat er met spoed wat moet worden gedaan. Zij wijst erop dat de gemeente al in 2020 heeft geconcludeerd dat de luchtkwaliteit in het schoolgebouw slecht is, dat er door veroudering regelmatig lekkages zijn, dat de onderhoudslasten zeer hoog zijn en dat de kwalitatief slechte staat van het gebouw aanleiding geeft tot het op korte termijn realiseren van toekomstbestendige huisvesting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Geen kortsluiting van het beroep
8. Stip heeft de voorzieningenrechter gevraagd om de zaak ‘kort te sluiten’, door onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter zal dat niet doen, omdat de rechtbank de hoofdzaak nog verder moet onderzoeken, omdat het mogelijk is dat die zaak door een meervoudige kamer behandeld zal worden en omdat het beroep op meer scholen ziet dan de Violenschool. De voorzieningenrechter beperkt zich daarom tot het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen voor de Violenschool.
De juridische grondslag van het OHP 2023
9. Op grond van artikel 92 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) wordt onder voorzieningen in de huisvesting onder meer begrepen: voorzieningen bestaande uit nieuwbouw.
10. Op grond van artikel 95, eerste lid, van de WPO stelt het college van burgemeester en wethouders na overleg met de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente, jaarlijks ten behoeve van het onderwijs op het grondgebied van de gemeente voor een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip een programma als bedoeld in het tweede lid vast.
11. Op grond van artikel 95, tweede lid, van de WPO omvat het programma de voorzieningen in de huisvesting, bedoeld in artikel 92, die in het jaar na de vaststelling van het programma voor bekostiging in aanmerking zullen worden gebracht voor niet door de gemeente in stand gehouden scholen alsmede voorzieningen die nodig zijn voor door de gemeente in stand gehouden scholen.
12. Het OHP 2023 is een programma in de zin van artikel 95, eerste lid, van de WPO. Het OHP is eind 2022 vastgesteld en de daarin opgenomen voorzieningen kwamen dus in aanmerking voor bekostiging in 2023.
Wat kan Stip in de hoofdzaak bereiken?
13. In de hoofdzaak ligt bij de rechtbank de vraag voor of het college heeft mogen weigeren om een voorziening ten behoeve van de nieuwbouw van de Violenschool ter bekostiging in het OHP 2023 op te nemen. Hoewel het jaar 2023 inmiddels voorbij is, kan een inhoudelijk oordeel over die vraag van belang zijn voor (aanvragen tot) het opnemen van voorzieningen voor de Violenschool voor toekomstige jaren. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat de rechtbank in de hoofdzaak zal aannemen dat Stip procesbelang heeft bij haar beroep.
14. Het is echter niet mogelijk dat een voorziening in de huisvesting alsnog wordt opgenomen in een programma dat ziet op de bekostiging van voorzieningen voor een kalenderjaar dat al voorbij is. De wettelijke systematiek van artikel 95 van de WPO staat daaraan in de weg, omdat de bekostiging steeds gekoppeld is aan het betreffende kalenderjaar. Het rechtsgevolg van het niet opnemen van een voorziening is immers dat die voorziening in dat jaar niet voor bekostiging in aanmerking komt en dat kan na afloop van het betreffende jaar niet worden teruggedraaid. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat áls Stip in de hoofdzaak gelijk krijgt, de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen maar de rechtsgevolgen daarvan in stand zal laten.
15. Stip kan met betrekking tot de Violenschool in de hoofdzaak dus bereiken dat met het oog op de toekomst de (on)rechtmatigheid van het OHP 2023 wordt getoetst, maar niet meer dan dat.
Wat betekent dat voor voorlopige voorziening?
16. Dit heeft gevolgen voor deze procedure bij de voorzieningenrechter. Er kan namelijk alleen een voorlopige voorziening worden getroffen die verband houdt met de inhoud van het besluit in de hoofdzaak en met de rechtsgevolgen die Stip kan bereiken met het beroep daartegen. Dat wordt de eis van materiële connexiteit tussen de beide procedures genoemd, die volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Stip vraagt de voorzieningenrechter om te bepalen dat nu goedkeuring wordt verleend aan de vervangende nieuwbouw van de Violenschool. Dat is een voorziening met het oog op de toekomst, die verder gaat dan waar het besluit over het OHP 2023 in de hoofdzaak over gaat. Omdat de materiële connexiteit tussen de hoofdzaak en de gevraagde voorlopige voorziening ontbreekt, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
17. Dit betekent overigens niet dat er geen rechtsmiddelen open staan om de door Stip gestelde spoedeisende huisvestingssituatie aan de orde te stellen. De WPO voorziet in artikel 98 namelijk in een grondslag voor het bevoegd gezag om voorzieningen in de huisvesting te bekostigen die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kunnen lijden. Stip kan op deze grondslag een aanvraag met een spoedeisend karakter doen. Tegen een op een dergelijke aanvraag genomen beschikking staat rechtsbescherming open, waaronder de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te vragen.
18. Het verzoek om een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk. Dat is zo duidelijk (‘kennelijk’), dat het niet nodig is om een zitting bij de voorzieningenrechter te houden. De voorzieningenrechter doet daarom zonder zitting uitspraak, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
19. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.