Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de pleitnota van [eisers c.s.]
2.Waar de zaak over gaat
De afbeeldingen zijn i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd.
De luchtfoto is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd.
- voor recht verklaard dat de erfgrens niet door verjaring is gewijzigd en dus nog steeds gelijk is aan de kadastrale erfgrens;
- [eisers c.s.] veroordeeld om het gedeelte van de steiger te verwijderen waarmee deze in 2011 is vergroot;
- [eisers c.s.] verboden om het water te betreden of te gebruiken, anders dan het gebruik van water van de tuin of incidenteel vissen.
- [eisers c.s.] te veroordelen om al hetgeen zich op en aan de strook bevindt te verwijderen;
- [eisers c.s.] te verbieden om zonder toestemming de strook en de rest van het perceel van [gedaagden c.s.] te betreden (die afwijzing geldt alleen voor de grond en de steiger op de strook; zoals hierboven al vermeld is het [eisers c.s.] wel verboden om op het water komen en dat water anders te gebruiken dan voor de tuin en incidenteel vissen);
- voor recht te verklaren dat [eisers c.s.] door verjaring eigenaar van de strook is geworden;
- [eisers c.s.] te veroordelen om mee te werken aan inschrijving van de nieuwe erfgrenzen en, als die medewerking uitblijft, dat het vonnis in de plaats wordt gesteld van die medewerking;
- voor recht te verklaren dat het water op het perceel van [gedaagden c.s.] openbaar water is dan wel dat [eisers c.s.] door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid heeft verkregen en dat [gedaagden c.s.] het recreatief gebruik daarvan moet gehengen, gedogen dan wel dulden.
3.De beoordeling
De situatie is nu naar het oordeel van de rechtbank helder. Dat betekent dat [gedaagden c.s.] het recht heeft om een einde aan dat gebruik te (laten) maken. In de manier waarop [gedaagden c.s.] dat doet hoort [gedaagden c.s.] zorgvuldig te handelen zoals in het maatschappelijk verkeer betaamt. Immers er ligt een steiger die er al was toen hij perceel [perceelnummer 1] kocht en die hij daar ook heeft zien liggen en waartegen hij lagere tijd geen bezwaar heeft gehad. Het belang van [gedaagden c.s.] bij de beëindiging van dat gebruik is in deze procedure niet duidelijk geworden. Er wordt weliswaar gesteld dat een andere inrichting van de oever nodig is voor natuurontwikkeling en [gedaagden c.s.] wil aan de overkant bij [eisers c.s.] ook hoge beplanting zetten om het zicht van [eisers c.s.] op zijn perceel te ontnemen, maar perceel [perceelnummer 1] is zo groot dat niet zonder meer duidelijk is dat daarvoor de strook noodzakelijk is. Er zijn ook allerlei andere opties denkbaar. Het ligt dus voor de hand dat partijen een passende oplossing voor de ontstane situatie gaan bespreken. Dat kan zijn het sluiten van een nieuwe gebruiksovereenkomst zoals [gedaagden c.s.] ook kennelijk met andere aanwonenden heeft gedaan., of wel het in goed overleg bespreken van een andere inrichting van de strook die [eisers c.s.] niet onredelijk belemmerd in het genot van zijn eigendomsrecht. De rechtbank heeft niet vast kunnen stellen dat partijen zich tot dusverre in die zin coöperatief hebben opgesteld en vindt de vordering tot verwijdering van al hetgeen zich op de strook bevindt te prematuur.”