ECLI:NL:RBMNE:2024:900

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/4068
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de woonlandfactor bij de berekening van zorgtoeslag voor een in Roemenië wonende eiser

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin de woonlandfactor is toegepast bij de berekening van zijn zorgtoeslag voor 2023. Eiser, die sinds 2007 in Roemenië woont en AOW en een aanvullend pensioen vanuit Nederland ontvangt, is van mening dat de woonlandfactor in zijn geval niet van toepassing is, omdat hij in Nederland verplicht verzekerd is voor zorgkosten. De rechtbank heeft op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet als ingezetene kan worden aangemerkt, omdat hij in Roemenië woont. Hierdoor kan hij niet worden beschouwd als verzekeringsplichtige onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de woonlandfactor heeft toegepast, wat resulteert in een lagere zorgtoeslag voor eiser. Eiser heeft ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar dit is afgewezen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de echtgenote van eiser ten onrechte als toeslagpartner was aangemerkt, maar dat dit geen invloed heeft op de hoogte van de zorgtoeslag, aangezien de berekening van de zorgtoeslag met de woonlandfactor correct is uitgevoerd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de echtgenote van eiser met ingang van 1 januari 2024 als toeslagpartner zal worden aangemerkt bij de berekening van de zorgtoeslag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [gemeente]

(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 juli 2023 op zijn bezwaar (het bestreden besluit), omdat hij het niet eens is met de berekening van het voorschot van zijn zorgtoeslag voor 2023 van € 174,-. Volgens eiser telt de woonlandfactor in zijn geval niet, omdat hij in Nederland verplicht verzekerd is voor zorgkosten.
2. Eiser heeft ook de voorlopige voorzieningenrechter gevraagd om hangende het beroep een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer UTR 23/4130).
3. Verweerder heeft op het verzoek en het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De zitting van het verzoek heeft op 2 november 2023 plaatsgevonden. Eiser heeft via de telefoon aan de zitting deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
5. Op zitting heeft verweerder verzocht om aanhouding van het beroep om uit te zoeken of de echtgenote van eiser gelet op haar fiscaal partnerschap, voor de zorgtoeslag kan worden aangemerkt als toeslagpartner van eiser en zo ja: welke gevolgen dat heeft voor de (berekening van) de zorgtoeslag van eiser.
6. Zoals in een verkort proces-verbaal van de zitting is vastgelegd, hebben partijen afgesproken dat verweerder binnen vier weken aan de rechtbank meedeelt of de echtgenote voor de zorgtoeslag toeslagpartner is van eiser en wat de gevolgen daarvan zijn voor de hoogte van het voorschot zorgtoeslag 2023 van eiser. Ook is afgesproken dat eiser vervolgens in de gelegenheid wordt gesteld om binnen tien dagen na ontvangst van het bericht van verweerder daarop te reageren.
7. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft op 16 november 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser en dat verzoek afgewezen.
8. In de brief van 24 november 2023 heeft verweerder de gevraagde informatie over de toeslagpartner aan de rechtbank verstrekt.
9. Eiser heeft op 6 december 2023 en op 11 december 2023 hierop gereageerd.
10. De rechtbank heeft met toestemming van partijen een nadere zitting achterwege gelaten, het onderzoek gesloten. De rechtbank doet vandaag uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

11. Eiser woont sinds 2007 in Roemenië. Hij ontvangt AOW [1] en een aanvullend pensioen vanuit Nederland. Op 2 maart 2023 heeft verweerder een melding ontvangen van het CAK dat eiser per 3 juli 2012 is aangemeld als verdragsgerechtigde. [2] Omdat eiser via het CAK zorgverzekerd is en AOW ontvangt, moet verweerder bij de berekening van de zorgtoeslag van eiser rekening houden met de zorgkosten in Roemenië. Deze kosten zijn in verhouding lager dan in Nederland. Daarom wordt door middel van toepassing van de woonlandfactor de premie voor eiser op een lager bedrag vastgesteld wat invloed heeft op de zorgtoeslag. In de Regeling Zorgverzekering is de woonlandfactor voor Roemenië voor 2023 vastgesteld op 0,1085. Daarom krijgt eiser minder zorgtoeslag.
12. Eiser is het hiermee niet eens. Hij stelt dat hij recht heeft op zorgtoeslag zonder toepassing van de woonlandfactor. Eiser verwijst daarvoor naar de informatie op de website van verweerder. Daarop staat dat de woonlandfactor niet telt als iemand in Nederland verplicht is verzekerd voor de zorgkosten. Eiser betaalt naast premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) ook premie voor de Wet langdurig zorg (Wlz) in Nederland, maar die wet (of dat type zorg) bestaat niet in Roemenië. Hij verwijst hiervoor naar de voorlopige jaarafrekening verdragsbijdrage 2022 van 5 september 2023 van het CAK. Bovendien heeft eiser zeer hoge zorgkosten in verband met zijn aandoeningen COPD en chronische pancreatitis (ontsteking van de alvleesklier). Hij vindt daarom dat de toepassing van de woonlandfactor op het voorschot zorgtoeslag in zijn geval niet redelijk is.
Toepassing woonlandfactor
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat, nu eiser niet in Nederland woont, hij geen ingezetene is en hij daarom niet kan worden aangemerkt als verzekeringsplichtige als bedoeld in de Zvw [3] en de Wlz. [4] Dit betekent dat eiser niet valt onder de uitzonderingscategorie zoals bedoeld op de website van verweerder. Verweerder heeft de voorschotten zorgtoeslag met inachtneming hiervan berekend en terecht de woonlandfactor toegepast. Omdat de zorgkosten in Roemenië lager zijn, betaalt eiser in 2023 verhoudingsgewijs minder premie aan het CAK dan verzekerden in Nederland aan hun zorgverzekeraar. Anderzijds betekent dit dat verzoeker daarom recht heeft op een lager bedrag aan zorgtoeslag.
Echtgenote is toeslagpartner
14. Verweerder heeft in de brief van 24 november 2023 medegedeeld dat na onderzoek is gebleken dat het partnerschap van eiser bekend was bij Belastingdienst/Toeslagen, maar niet correct is verwerkt in het Toeslagen Verstrekkingen Systeem. Hierdoor is de echtgenote van eiser ten onrechte
nietaangemerkt als toeslagpartner voor de zorgtoeslag. Verweerder heeft verder medegedeeld dat als de echtgenote wordt aangemerkt bij de berekening van de zorgtoeslag voor 2023, het recht op zorgtoeslag voor 2023 van eiser nihil zou zijn. Verweerder heeft dat toegelicht aan de hand van een berekening van de zorgtoeslag voor 2023. Omdat het niet meenemen van de toeslagpartner bij de eerdere berekening zorgtoeslag 2023 van eiser een omissie is van verweerder die niet voor rekening van eiser komt, is verweerder van mening dat de echtgenote als toeslagpartner bij de berekening van de zorgtoeslag 2023 van eiser buiten beschouwing moet worden gelaten.
15. De rechtbank overweegt als volgt. In de brief van 24 november 2023 heeft verweerder nauwkeurig uiteengezet dat wanneer de echtgenote van eiser alsnog als toeslagpartner wordt meegenomen bij de berekening van de zorgtoeslag van eiser over 2023, deze zorgtoeslag nihil is.
16. De berekening die verweerder daarbij heeft gegeven luidt als volgt:
Normpremie = 2,378% x drempelinkomen + 13,64% (gezamenlijk toetsingsnormen – drempelinkomen). Deze formule geeft als uitkomst: (2,378% x € 25.070 = € 596,1646) + 13,64% (€ 22.222 - € 25.070 = € 0,-). De normpremie is dan € 596,1645.
Voor een aanvrager met een toeslagpartner die geen verdragsgerechtigde en geen verzekerde is geldt de volgende formule: Zorgtoeslag is (2 x standaardpremie x woonlandfactor – normpremie) x 50%. Ingevuld met de geldende bedragen is dat (€ 3.778 [5] x 0,1085 =) € 409,913 - € 596,1645 = € 0,-. [6]
17. Eiser voert aan dat deze berekening van verweerder onjuist is, omdat zijn echtgenote volgens de Wlz alleenstaand is. Eiser verwijst naar artikel 1.1.2.b Wlz waaruit volgt dat zijn echtgenote niet wlz-plichtig is en naar artikel 2.11.a Wlz, waaruit volgt dat zij als geen ingezetene gevrijwaard is. Volgens eiser is zijn echtgenote uitsluitend fiscaal partner voor de Inkomstenbelasting, maar niet voor de Wlz en/of de AOW. Daarbij is de woonlandfactor uitsluitend van toepassing op de premieheffing voor de zorgverzekering en de Wlz, aldus eiser. Eiser verwijst voor zijn standpunt naar de Beleidsregels van het CAK en de Inkomstenbelasting die daarvoor leidend moeten zijn. Omdat zijn echtgenote volgens de belastingwetgeving zijn fiscaal partner is, meent eiser dat zij daarom recht heeft op 50% van de zorgtoeslag.
18. De rechtbank stelt vast dat de onder punt 16 weergegeven berekening van verweerder van eisers zorgtoeslag 2023 in overeenstemming is met de wettelijk regeling. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat die berekening onjuist is. Nu het alsnog meenemen van de toeslagpartner bij de berekening van de zorgtoeslag 2023 van eiser tot gevolg heeft dat de zorgtoeslag nihil wordt, heeft verweerder de hoogte van het voorschot zorgtoeslag onjuist berekend. Verweerder heeft echter meegedeeld dat de echtgenote van eiser in het jaar 2023 buiten beschouwing zal worden gelaten bij de berekening van de zorgtoeslag. Eiser is door de vaststelling op € 174,- niet in zijn financiële belangen benadeeld, aangezien dit bedrag hoger is dan het bedrag waarop eiser
eigenlijkrecht had (te weten € 0,-). Het besluit is daarmee niet onrechtmatig.
19. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn betoog dat zijn echtgenote voor de Wlz alleenstaand is. Artikel 1.1.2, aanhef en onder a, van de Wlz bepaalt dat een geregistreerd partner voor de Wlz met een echtgenote wordt gelijkgesteld. Uit artikel 2.1.2, aanhef onder b, van de Wlz volgt echter dat de echtgenote – net als eiser – niet wordt aangemerkt als verzekeringsplichtig voor Zwv en de Wlz. In lijn met wat de rechtbank hiervoor onder punt 13 heeft geoordeeld, betekent dit dat de echtgenote, evenmin als eiser, onder de uitzonderingscategorie valt zoals bedoeld op de website van verweerder. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder bij de berekening van het voorschot zorgtoeslag 2023 van eiser terecht de woonlandfactor heeft toegepast. Deze woonlandfactor wordt, anders dan eiser betoogt, niet alleen toegepast op de premieheffing voor de zorgverzekering en de Wlz, maar ook op de zorgtoeslag van eiser. Dit omdat de zorgkosten in Roemenië lager zijn dan in Nederland. Dat er in Roemenië geen Wlz of een vergelijkbare regeling bestaat, maakt dat niet anders. De beroepsgronden van eiser slagen daarom niet.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
20. De rechtbank wijst eiser er ten overvloede op dat verweerder heeft meegedeeld dat de echtgenote van eiser met ingang van 1 januari 2024 bij de berekening van zorgtoeslag (wel) als toeslagpartner zal worden aangemerkt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet.
2.Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.
3.Artikel 1, sub 2 en artikel 2, eerste lid van de Zvw.
4.Artikel 1.2.1 van de Wet langdurig zorg.
5.Toevoeging rechtbank: 2 x € 1.889,-.
6.De uitkomst is -€ 186,25 * 50% = -€ 93,13. Dit is een negatief bedrag, dat wordt afgerond naar nihil.