In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 24 januari 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. Verweerder heeft op 4 september 2023 een verweerschrift ingediend, waarin hij stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat eiseres geen bezwaar zou hebben ingediend. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat eiseres een ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift heeft overgelegd, waardoor de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen zes weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 218,75, en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemd die van toepassing zijn op deze zaak.