ECLI:NL:RBMNE:2024:896

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
564172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korte verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp en aanhouding voor het overige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is op 9 februari 2024 een machtiging verleend voor de gesloten jeugdhulp van de minderjarige [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft eerder tussenbeschikkingen gegeven op 10 november en 5 december 2023, waarin de situatie van [minderjarige 1] werd besproken. De gezinsvoogd van de gecertificeerde instelling, SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, was niet verschenen ter zitting, wat leidde tot grote zorgen bij de kinderrechter over de communicatie en de voortgang van de hulpverlening. De minderjarige verblijft sinds 11 september 2023 in een gesloten groep en heeft eerder onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige 1] ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlengen van 15 februari 2024 tot 15 maart 2024, maar houdt de rest van het verzoek aan. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een duidelijk perspectiefplan op te stellen en de betrokkenheid van [minderjarige 1] en zijn moeder bij het traject te vergroten. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er snel een dagbesteding of school voor [minderjarige 1] geregeld moet worden, zodat hij kan starten met de behandeling bij De Waag. De beslissing is een teleurstelling voor zowel [minderjarige 1] als zijn moeder, die beiden hoopten op een terugplaatsing naar huis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/564172 / JE RK 23-1765
Datum uitspraak: 9 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
advocaat mr. A.C. Vingerling.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
In deze zaak heeft de kinderrechter eerder tussenbeschikkingen gegeven op 10 november 2023 en 5 december 2023. Voor het procesverloop tot 5 december 2023 verwijst de kinderrechter naar die tussenbeschikkingen.
1.2.
Daarna heeft de kinderrechter ontvangen: het bericht van de GI met bijlagen van 30 januari 2024.
1.3.
Op 9 februari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige 1] met zijn advocaat;
- de moeder.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Ook de GI is niet verschenen. De griffier heeft bij aanvang van de zitting gebeld met de GI en van de receptioniste van de GI vernomen dat de gezinsvoogd, mevrouw [gezinsvoogd] , ziek is. Er was op dat moment bij de GI geen waarnemer voor de gezinsvoogd bereikbaar die de griffier te woord kon staan.
2.
De feiten
2.1.
De vader en de moeder hebben samen het gezag over [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 1] verblijft sinds 11 september 2023 op een gesloten groep van [organisatie] in [plaats] .
2.3.
[minderjarige 1] heeft eerder een jaar onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg in 2010.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 augustus 2023 is [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, tot 6 november 2023. Vervolgen is [minderjarige 1] bij beschikking van 15 augustus 2023 onder toezicht gesteld tot 15 augustus 2024.
2.4.
Bij beschikking van 6 augustus 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een open crisisopvang jeugdzorg verleend voor de duur van vier weken, tot 3 september 2023. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend om [minderjarige 1] in een open crisisopvang jeugdzorg te plaatsen tot 6 november 2023 en een machtiging gesloten jeugdhulp tot 15 november 2023.
2.5.
In deze zaak is bij tussenbeschikking van 10 november 2023 een machtiging verleend om [minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 15 november 2023 tot 15 december 2023. Vervolgens is bij tussenbeschikking van 5 december 2023 wederom een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 15 december 2023 tot 15 februari 2024. In de laatste beschikking is de verdere beslissing over de machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden tot 26 januari 2024 in afwachting van de informatie van de GI en of de GI haar verzoek handhaaft.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek. Dat betekent dat de GI verzoekt om een machtiging om [minderjarige 1] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2.
De GI licht in het bericht van 30 januari 2024 toe dat [minderjarige 1] nog niet vanuit de geslotenheid naar huis kan. Het perspectief van [minderjarige 1] is onduidelijk en complex. [minderjarige 1] laat een kleine vooruitgang bij [organisatie] zien. Het lukt hem iets beter om zich aan de afspraken te houden en ook het op verlof gaan naar de moeder gaat nu goed. Vanwege middelengebruik door [minderjarige 1] is dit verlof wat ater begonnen dan de bedoeling was. Systeemtherapie vanuit [organisatie] is niet opgestart. De moeder wordt namelijk beperkt in haar draagkracht door de problemen rondom en de zorg voor de broer van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] . Over [minderjarige 2] zijn in de afgelopen periode grote zorgen ontstaan. Onduidelijk is of hij de komende tijd thuis zal wonen. Omdat De Waag heeft aangegeven te kunnen starten met het traject FAST is systeemtherapie bij [organisatie] niet zo zinvol meer. Een voorwaarde om de systeembehandeling bij De Waag op te starten is dat [minderjarige 1] dagbesteding heeft, maar dat komt nog niet van de grond. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden van school of bijbaan voor [minderjarige 1] . Zodra dit geregeld is, kan de intake bij De Waag plaatsvinden. Pas wanneer de behandeling bij De Waag is gestart, kan met intensieve begeleiding gewerkt worden aan de terugplaatsing [minderjarige 1] bij de moeder thuis. [organisatie] zal verder traumatherapie opstarten voor [minderjarige 1] .
3.3.
[minderjarige 1] is het niet eens met het verzoek van de GI. Hij wil dat het verzoek van de GI wordt afgewezen. Er is te veel onduidelijkheid voor [minderjarige 1] . De GI heeft in de vorige beschikking de opdracht gekregen om tijdig en duidelijk te informeren over hoe het verder moet, maar dat is niet gebeurd. [minderjarige 1] krijgt niet de nodige hulp om vooruit te komen. Hij gaat niet naar school of heeft geen dagbesteding. Hij zit de hele dag op de groep achter een laptop YouTube-filmpjes te bekijken. Hij krijgt geen terugkoppeling over wanneer school kan starten. De gezinsvoogd heeft hem nooit gesproken en kent hem niet, maar doet wel een verzoek tot verlenging van de machtiging. Het alternatief is dat [minderjarige 1] terug naar de moeder thuis gaat. [minderjarige 1] begrijpt dat dit niet zonder hulp kan, maar de huidige situatie in gesloten jeugdhulp brengt hem niet verder. Als hij thuis verblijft, loopt de ondertoezichtstelling door. Zijn advocaat adviseert [minderjarige 1] om te praten met de jeugdreclassering om de nodige hulp te regelen. Vanuit huis kan [minderjarige 1] naar school gaan. Hij heeft te horen gekregen dat hij pas na de zomer met school kan starten. Voor de tussentijd kan [minderjarige 1] vanuit huis dagbesteding regelen. Hij kan vijf dagen per week werken bij de partner van zijn moeder. Daarmee kan hij starten met de behandeling bij De Waag.
3.4.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. Zij wil dat het verzoek van de GI wordt afgewezen. De moeder maakt zich zorgen om [minderjarige 1] omdat hij op een gesloten plek zit, niet naar school gaat en niet de nodige hulp krijgt. Zij wil het liefst dat [minderjarige 1] thuis komt wonen. Vanuit huis kan [minderjarige 1] naar school. Totdat hij op school kan starten, kan hij werken bij de partner van de moeder. Tegelijkertijd heeft de moeder verteld dat ze wel heel graag wíl dat [minderjarige 1] thuis komt en dat ze praktisch dingen daarvoor kan regelen, maar dat zij voelt dat dat nu niet haalbaar is. [minderjarige 1] komt nu eens per twee weken thuis. De moeder heeft gevraagd om uitbreiding maar daar is afwijzend op gereageerd. De moeder hoopt de zorg voor [minderjarige 1] op zich te kunnen nemen als er een passende plek voor haar jongste zoon is gevonden. Daarvoor is er volgende week een jeugdbeschermingstafel.

4.De beoordeling

De beslissing

4.1.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe voor de duur van een maand en houdt de rest van het verzoek aan. Dat betekent dat zij een machtiging verleent om [minderjarige 1] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 15 februari 2024 tot 15 maart 2024. De rest van het verzoek van de GI houdt de kinderrechter aan. De kinderrechter verneemt graag
vóór 7 maart 2024van de GI wat de stand van zaken is, en of de GI haar verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt. Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Wat zegt de wet?
4.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De toelichting
4.3.
De kinderrechter vindt dat er aan de voorwaarden die de wet stelt is voldaan. Uit de beschikkingen van 10 november 2023 en 5 december 2023 volgt dat bij [minderjarige 1] sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren en de kinderrechter sluit hierbij aan.
De kinderrechter vindt het zeer zorgwekkend dat na de tussenbeschikkingen van 10 november 2023 en 5 december 2023 er geen stappen zijn gezet als het gaat om starten van school of dagbesteding voor [minderjarige 1] en een vorm van systeembehandeling om te werken aan de terugplaatsing van [minderjarige 1] bij de moeder thuis. Tijdens de zitting op 5 december 2023 was [minderjarige 1] heel teleurgesteld omdat hij nog niet kon starten met de Mbo-opleiding die hij graag wil volgen, omdat hij nog langer gesloten geplaatst bleef. En nu is het juist het gebrek aan dagbesteding dat maakt dat het traject bij De Waag nog niet kan starten, dat weer een voorwaarde is om naar thuisplaatsing toe te kunnen werken. Het gevolg daarvan is dat [minderjarige 1] langer in de geslotenheid moet blijven en dat hij en de moeder niet weten waar zij aan toe zijn. Intussen heeft [minderjarige 1] verteld dat hij de gezinsvoogd in de afgelopen periode niet één keer heeft gezien. Ook de moeder heeft verteld dat zij geen contact heeft met de gezinsvoogd. De kinderrechter heeft de gezinsvoogd in de vorige beschikking aangespoord om meer contact te zoeken met [minderjarige 1] en de moeder. De moeder is gemotiveerd om te doen wat nodig is om [minderjarige 1] verder te kunnen helpen. [minderjarige 1] en de moeder lijken de moed nu langzaam te verliezen.
4.4.
De kinderrechter vindt het echter – anders dan in ieder geval [minderjarige 1] – nog niet verantwoord om [minderjarige 1] nu naar huis te laten gaan, en dan vanuit de thuissituatie behandeling in te zetten. De kinderrechter vindt het namelijk noodzakelijk dat dit traject voor de thuisplaatsing van start gaat, zodat voldoende zeker is dat de oude patronen tussen de moeder en [minderjarige 1] doorbroken zijn en er al nieuwe patronen kunnen worden gecreëerd voordat [minderjarige 1] naar huis gaat. De kinderrechter vindt de positieve ontwikkeling op dit moment nog te pril en acht het risico dat het bij een thuisplaatsing misgaat en [minderjarige 1] zich weer aan de hulp onttrekt en daarmee in gevaarlijke situaties terecht komt, nog te groot. Daarnaast is duidelijk dat de draagkracht van de moeder op dit moment zeer beperkt is door de recente grote zorgen over haar jongste zoon. Het feit dat er toezicht is op [minderjarige 1] vanuit de ondertoezichtstelling en de reclasseringsmaatregel, maakt het oordeel de kinderrechter op dit moment nog niet anders. De kinderrechter begrijpt dat deze beslissing een grote teleurstelling voor [minderjarige 1] en de moeder is.
4.5.
De kinderrechter wil dat de GI de komende periode inzet op het volgende:
  • Van groot belang is dat er een duidelijk perspectiefplan is, zodat [minderjarige 1] en de moeder weten waar zij aan toe zijn en waar [minderjarige 1] aan moet werken voor een thuisplaatsing. Dit is al eerder genoemd in de beschikkingen van 10 november 2023 en 5 december 2023.
  • Er moet zo snel als mogelijk een dagbesteding of school voor [minderjarige 1] worden geregeld zodat hij kan starten met behandeling bij De Waag.
  • [minderjarige 1] en de moeder moeten meer betrokken worden bij het traject, zodat voor hen duidelijk is wat er wanneer van hen verwacht wordt.
De kinderrechter hoopt dan ook dat het [minderjarige 1] zal lukken om gemotiveerd te blijven en de positieve ontwikkeling de komende maanden voort te zetten, zodat hij zodra het mogelijk is alsnog kan starten met zijn Mbo-opleiding en met de andere voorwaarden voor thuisplaatsing aan de slag kan.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 15 februari 2024 tot 15 maart 2024;
5.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept [minderjarige 1] en zijn advocaat, de GI, de vader en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw aan Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht, op
14 maart 2024 te 09:45 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord,
met het verzoek aan de GI om
vóór 7 maart 2024te laten weten wat de stand van zaken is, en of de GI haar verzoek handhaaft, wijzigt of intrekt.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. O. Duran als griffier, en op schrift gesteld op 16 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.