ECLI:NL:RBMNE:2024:888

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
UTR 24/590
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Tozo-uitkering niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 21 juni 2022, betreffende de Tozo-uitkering, behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend en dit niet verschoonbaar is. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het besluit op 22 juni 2022 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 3 augustus 2022. Eiser heeft pas op 26 december 2023 beroep ingesteld, wat dus niet tijdig is.

Eiser heeft aangevoerd dat hij dacht een advocaat nodig te hebben voor het indienen van beroep, maar de rechtbank stelt vast dat het inschakelen van een advocaat in bestuursrechtelijke procedures niet verplicht is. Eiser heeft geen geldige reden gegeven voor de te late indiening van zijn beroep. De rechtbank legt uit dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, zoals het niet kunnen betalen van een advocaat en verkeerde informatie over de noodzaak van een advocaat, niet als verschoonbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het besluit van het college van 21 juni 2022, betreffende de Tozo-uitkering van eiser.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend en dit niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden/gepubliceerd. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar iemand niets aan kan doen. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring achterwege, omdat de te late indiening van het beroep ‘verschoonbaar’ is. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
5. Vast staat dat het college het bestreden besluit van 21 juni 2022 bekend heeft gemaakt op 22 juni 2022 door verzending per post. Dat maakt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 3 augustus 2022.
6. Op 26 december 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen over de NOW (Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid). De rechtbank heeft het beroepschrift zo opgevat, dat eiser daarmee ook beroep instelt tegen het besluit van 21 juni 2022 van het college.
7. Voor zover het beroepschrift van 26 december 2023 is gericht tegen het besluit van 21 juni 2022 is dat beroep dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
8. De rechtbank heeft eiser gevraagd om uit te leggen waarom hij niet eerder beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 21 juni 2022. Eiser heeft aangegeven dat hij op de website www.rechtspraak.nl las dat hij voor een (hoger) beroep een advocaat moest inschakelen, behalve voor bepaalde zaken zoals belastingzaken. Hij heeft toen een advocaat gebeld. Deze vroeg een voorschot van € 10.000,- en dat was niet mogelijk voor eiser. Ook eisers rechtsbijstandsverzekering zou tegen eiser hebben gezegd geen zaken of conflicten met de Nederlandse overheid te doen. Pas recent begreep eiser van de Nationale Ombudsman dat voor bestuursrechtzaken, waaronder dus ook Tozo-zaken, geen advocaat nodig is.
9. Wat eiser heeft aangevoerd, vindt de rechtbank geen goede reden voor het te laat indienen van het beroep. In een bestuursrechtelijke procedure is het niet verplicht om een advocaat of gemachtigde in te schakelen, maar het mag wel. Iedereen kan dus zelf in beroep gaan bij de bestuursrechter tegen een besluit van een overheidsinstantie. De rechtbank weet natuurlijk niet precies waar eiser heeft gelezen dat hij voor (hoger) beroep een advocaat moet inschakelen. In ieder geval staat op www.rechtspraak.nl vermeld dat in de meeste procedures tegen overheidsorganisaties een advocaat niet verplicht is (zie ww.rechtspraak.nl onder ‘Onderwerpen’, onder het kopje ‘naar de rechter’ en vervolgens ‘advocaat wel of niet verplicht’). Dit geldt ook voor procedures over uitkeringen, zoals een uitkering op grond van de Tozo. Het is vervelend voor eiser dat hij pas onlangs heeft begrepen dat hij geen advocaat nodig heeft om beroep te kunnen instellen tegen het besluit van 21 juni 2022. De rechtbank ziet in deze omstandigheid echter geen reden om het te laat indienen van het beroep verschoonbaar te achten.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.