ECLI:NL:RBMNE:2024:821

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
569394 / HA RK 24-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot verschoning in een strafzaak

Op 26 januari 2024 heeft de verschoningskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het verzoek tot verschoning van mr. S.D. Groen, politierechter, toegewezen. Dit verzoek was ingediend in het kader van de hoofdzaak met parketnummer 16/264978-23. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden als uitzonderlijk kunnen worden aangemerkt, wat leidt tot een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Verzoeker had in het verleden als advocaat persoonlijke informatie over de verdachte en aangever verkregen, wat relevant is voor de beoordeling van de hoofdzaak. Bovendien had verzoeker direct contact met de aangever, wat de vrees voor partijdigheid versterkt. De verschoningskamer benadrukt dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter essentieel zijn en dat zelfs de schijn van partijdigheid moet worden vermeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 569394 / HA RK 24-16
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 26 januari 2024
op het verzoek in de zin van artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
mr. S.D. Groen,
politierechter,
(hierna: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
De meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken (hierna:
verschoningskamer) heeft op 26 januari 2024 het verzoek tot verschoning van
verzoeker ontvangen in de zaak met parketnummer 16/264978-23 (hierna: de hoofdzaak).
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 26 januari 2024 de beslissing uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere uitwerking en is op 8 februari 2024 opgemaakt.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn verschoningsverzoek.
Verzoeker is als advocaat (in het verleden) op grond van zijn bijstand aan een derde persoonlijke informatie bekend geworden over de verdachte en aangever in de hoofdzaak. Deze informatie is bij de beoordeling van de zaak relevant. Verzoeker heeft bovendien met aangever direct contact gehad ten behoeve van de bijstand van deze derde. Daarnaast heeft verzoeker aan deze derde bijstand verleend in een zaak waarin aangever en verdachte ook verdachten waren en de partijen elkaar over en weer beschuldigden. De overige twee redenen, die hebben geleid tot dit verschoningsverzoek, zijn volgens verzoeker ontleend aan de inhoud van de hoofdzaak en van belang bij de achtergrond/totstandkoming van het ten laste gelegde feit. Gelet op de geheimhoudingsplicht van verzoeker, kan hij deze redenen echter niet verder toelichten.
Verzoeker acht het voorstelbaar dat in redelijkheid de vrees kan ontstaan dat zijn oordeel in de zaak gekoppeld is aan zijn eerdere bijstand als de advocaat van voormelde derde en het contact dat hij in die hoedanigheid heeft gehad met aangever. Daarnaast acht verzoeker het niet aangewezen dat hij de zaak behandelt omdat hij over voor deze zaak relevante informatie beschikt met betrekking tot de verdachte en aangever, terwijl hij die informatie op grond van zijn geheimhoudingsplicht geen onderdeel kan en mag laten uitmaken van de beoordeling van de zaak.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 517 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 512 Sv. Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Naar het oordeel van de verschoningskamer kunnen de omstandigheden zoals vermeld onder 2.1 worden aangemerkt als uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld, die de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van verzoeker kunnen opleveren.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning toewijzen.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mrs. L.C. Michon en A.C. van den Boogaard als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. C.N. Aalders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.